MR

HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL

On Saturday, November 9, 2024, we will be covering the Morning Revival, day 6 week 2 in the Philippines and the Netherlands

WEEK 2 — DAY 6

Morning Nourishment

Eph. 3:16-17 That He would grant you, according to the riches of His glory, to be strengthened with power through His Spirit into the inner man, that Christ may make His home in your hearts through faith, that you, being rooted and grounded in love.

The Bible tells us that God is working in us and that Christ is living in us. However, the Bible uses a very striking term—build—to denote God's work in us…Christ's making His home in our hearts involves building. If we would make a home, we must first build a house. To make a home implies being settled in a particular place. However, if we would be settled, we must have a house. The words that Christ may make His home [Eph. 3:17] are a strong indication that He is doing a work of building in us. Christ is building a home in our inner being.

[In] John 14:23…the Lord Jesus said, “If anyone loves Me,…My Father will love him, and We will come to him and make an abode with him.” The words make an abode in this verse equal make His home in Ephesians 3:17. The Triune God has come into us to do a building work with Himself as the element and also with something from us as the material. The word concerning building in these verses implies that God's building Himself in Christ into us has very much to do with what we are. (Life-study of 1 & 2 Samuel, pp. 196-197)

Today's Reading

[In] the parable of the sower in Matthew 13, the seed [divinity] is born into the soil [humanity] to grow with the nutrients in the soil. This seed… grows with itself and the nutrients in the soil…The produce is a composition of elements from both the seed and the soil. Here we see an important spiritual principle. In order to grow, the seed must be sown into good soil.

We have within us certain nutrients created by God as a preparation for His coming into us to grow in us. God has created the human spirit with the human nutrients.

The seed that has been born into us is Christ as the embodiment of the Triune God. The rate at which the seed grows within us depends on the nutrients afforded by us. The more nutrients we supply, the faster the seed will grow and the more it will flourish.

According to the Bible, growth equals building. The Lord Jesus declared, “I will build My church” (Matt. 16:18). This building takes place by the growth of the divine seed within us.

The Triune God, the source of life, has inherited Himself in Christ as a seed into our being. Once this seed comes into us, it meets something within us—our spiritual nutrients—and it begins to grow… Matthew 13 indicates that only the good soil (vv. 8, 23) affords the adequate nutrients for the growth of the divine seed.

Since God's building Himself in Christ into us depends not only on Himself as the element but also on the nutrients supplied by us, we
need to be strengthened into our inner man…If we are strengthened into our inner man and if we pay attention to our spirit and exercise our spirit, the nutrients will be supplied. Then Christ will make His home in our inner being.

[In Ephesians 3] Paul prayed that the Father would strengthen us with power through His Spirit into our inner man. This power, referred to in Ephesians 1:19-22, is the power that raised Christ from the dead, seated Christ at the right hand of God in the heavenlies, subjected all things under Christ's feet, and gave Christ to be Head over all things to the church. Such power operates in us (3:20), and with it God strengthens us for His building. The Spirit through whom God strengthens us is the consummation of the processed Triune God. On the one hand, God strengthens us with Himself as the element, and on the other hand, we
afford the nutrients. Through these two God in Christ carries out His intrinsic building—the building of His home—in our entire being. (Life study of 1 & 2 Samuel, pp. 197-198)

Further Reading: CWWL, 1994-1997, vol. 3, “The God-man Living,” ch. 1

HEILIG WOORD VOOR DE MORGENWACHT

Op zaterdag  9 november 2024 behandelen we in De Filippijnen en in Nederland beiden de morgenwacht dag 6 week 2

WEEK 2 — DAG 6

Ochtendvoeding

Ef. 3:16-17 Dat Hij u geve, overeenkomstig de rijkdom van Zijn heerlijkheid, met kracht gesterkt te worden door Zijn Geest tot de innerlijke mens, opdat Christus door het geloof in uw harten woning maakt, opdat u geworteld en gegrondvest bent in de liefde.

De Bijbel vertelt ons dat God in ons werkt en dat Christus in ons leeft. De Bijbel gebruikt echter een zeer opvallende term — bouwen — om Gods werk in ons aan te duiden... Christus' woning in onze harten houdt bouwen in. Als we een woning willen maken, moeten we eerst een huis bouwen. Een woning maken houdt in dat we ons op een bepaalde plek vestigen. Als we ons echter willen vestigen, moeten we een huis hebben. De woorden dat Christus Zijn woning mag maken [Ef. 3:17] zijn een sterke indicatie dat Hij een werk van bouwen in ons doet. Christus bouwt een woning in ons innerlijk wezen.

[In] Johannes 14:23… zei de Heer Jezus: “Indien iemand Mij liefheeft,…zal Mijn Vader hem liefhebben, en Wij zullen tot hem komen en bij hem wonen.” De woorden maken een verblijfplaats in dit vers zijn gelijk aan maken Zijn thuis in Efeziërs 3:17. De Drie-enige God is in ons gekomen om een ​​bouwwerk te doen met Zichzelf als het element en ook met iets van ons als het materiaal. Het woord over bouwen in deze verzen impliceert dat Gods bouwen van Zichzelf in Christus in ons veel te maken heeft met wat wij zijn. (Levensstudie van 1 & 2 Samuël, pp. 196-197)

Lezing van vandaag

[In] de gelijkenis van de zaaier in Mattheüs 13, wordt het zaad [goddelijkheid] geboren in de grond [menselijkheid] om te groeien met de voedingsstoffen in de grond. Dit zaad… groeit met zichzelf en de voedingsstoffen in de grond…De opbrengst is een samenstelling van elementen van zowel het zaad als de grond. Hier zien we een belangrijk spiritueel principe. Om te groeien, moet het zaad in goede grond worden gezaaid.

We hebben in ons bepaalde voedingsstoffen die door God zijn geschapen als voorbereiding op Zijn komst in ons om in ons te groeien. God heeft de menselijke geest geschapen met de menselijke voedingsstoffen.

Het zaad dat in ons is geboren, is Christus als de belichaming van de Drie-enige God. De snelheid waarmee het zaad in ons groeit, hangt af van de voedingsstoffen die wij leveren. Hoe meer voedingsstoffen wij leveren, hoe sneller het zaad zal groeien en hoe meer het zal bloeien.

Volgens de Bijbel is groei gelijk aan bouwen. De Heer Jezus verklaarde: "Ik zal mijn gemeente bouwen" (Matt. 16:18). Dit bouwen vindt plaats door de groei van het goddelijke zaad in ons.

De Drie-enige God, de bron van het leven, heeft zichzelf geërfd in Christus als een zaad in ons wezen. Zodra dit zaad in ons komt, ontmoet het iets in ons - onze spirituele voedingsstoffen - en begint het te groeien... Mattheüs 13 geeft aan dat alleen de goede grond (vv. 8, 23) de juiste voedingsstoffen biedt voor de groei van het goddelijke zaad.

Omdat God Zichzelf in Christus in ons bouwt, niet alleen afhankelijk is van Zichzelf als element, maar ook van de voedingsstoffen die wij leveren, moeten wij
versterkt worden in onze innerlijke mens... Als wij versterkt worden in onze innerlijke mens en als wij aandacht besteden aan onze geest en onze geest oefenen, zullen de voedingsstoffen geleverd worden. Dan zal Christus Zijn thuis maken in ons innerlijk wezen.

[In Efeziërs 3] bad Paulus dat de Vader ons met kracht zou versterken door Zijn Geest in onze innerlijke mens. Deze kracht, waarnaar verwezen wordt in Efeziërs 1:19-22, is de kracht die Christus uit de dood heeft opgewekt, Christus aan de rechterhand van God in de hemelse gewesten heeft gezet, alle dingen onder Christus' voeten heeft onderworpen en Christus als Hoofd over alle dingen aan de gemeente heeft gegeven. Zulke kracht werkt in ons (3:20), en daarmee versterkt God ons voor Zijn bouw. ​​De Geest waardoor God ons versterkt is de voltooiing van de verwerkte Drie-enige God. Enerzijds versterkt God ons met Zichzelf als element, en anderzijds verschaffen wij
de voedingsstoffen. Door deze twee voert God in Christus Zijn intrinsieke bouw uit - de bouw van Zijn huis - in ons hele wezen. (Levensstudie van 1 & 2 Samuel, pp. 197-198)

Verdere lectuur: CWWL, 1994-1997, vol. 3, “The God-man Living,” hfdst. 1

HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL

On Friday, November 8, 2024, we covered the Morning Revival, day 5 week 2 in the Philippines and the Netherlands


WEEK 2 — DAY 5
Morning Nourishment

Matt. 13:3 And He spoke many things to them in parables, saying, Behold, the sower went out to sow.

Col. 2:19 …Holding the Head, out from whom all the Body, being richly supplied and knit together by means of the joints and sinews, grows with the growth of God.

The Gospel of Matthew begins with the Son of David (1:1) and ends with the Triune God (28:19). In between…we have the Sower (13:3). The Lord Jesus clearly considered Himself a Sower…In teaching the truth and in preaching the gospel, He was a Sower, and His life was a life of sowing. As the Sower, the Lord Jesus was the Distributor of the divine life.

The Sower is the wonderful person of the Lord Jesus, and the seed sown is also the Lord Himself as the embodiment of the Triune God. Christ has sown Himself as the seed of life into us (vv. 4a, 😎. Christ is the seed signified by the word (v. 19), and we, the chosen ones of God, are the soil…Therefore, Christ as the word is the seed of life sown into us as the soil. (The Conclusion of the New Testament, p. 2801)

Today’s Reading

Christ came to earth not only to be with us but also to be sown into our being. Through incarnation He became the seed of life, and in His ministry He sowed this seed into others. This means that He sowed Himself as the embodiment of the Triune God into His believers. As the Sower, Christ has sown Himself as the seed of life into our hearts so that He may live in us, grow in us, and be expressed from within us.

Just as the seed of life is planted into the earth, is mingled with the element of the earth, and grows together with the earth to produce the plant, Christ has sown Himself as the seed of life into us as the earth and both He and we grow together. He as the life seed has a certain kind of element, and we as the growing earth also have a certain kind of element, and the two mingle together and grow together to be one plant. This is the Body of Christ constituted with the divine life mingled with humanity. The Body of Christ in reality is a plant growing out of Christ as the life seed into the human heart as the growing earth.

We need to see the vision of Christ, the Sower, sowing Himself as the seed of life into human beings. This vision is the very heart of the Lord’s recovery, for it is related to the desire of the Lord’s heart…He desires to come into us, His chosen people, to be our life in the way of mingling in order to make Himself our element and to make us His expression. Christ, the embodiment and expression of the Triune God, has sown Himself into our being. (The Conclusion of the New Testament, pp. 2801-2802)

Christ is the seed, and we are the soil with the nutrients for the growth of the seed. Christ in resurrection, Christ as the life-giving Spirit, has sown Himself into us not simply to stay in us but to grow in us. The growth of Christ in us equals the building.

The Christ who has sown Himself into us is now doing a particular work in us—the work of making His home in our inner being, in our hearts (Eph. 3:17). This is building, and it is carried out through the mingling of divinity with humanity. Such a building is mentioned in John 14:23: “If anyone loves Me,…My Father will love him, and We will come to him and make an abode with him.” This abode is not only for the Triune God but is also for us. Hence, it is a mutual abode.

Christ…builds the church not merely by saving sinners and making them believers and members of Himself but by building Himself into them.

God is working Himself in Christ into us to make a house…This house will be both God’s house and our house, a mutual abode. Eventually, the Triune God and redeemed humanity will be mingled, blended, and built up to be one entity, and this entity will be the New Jerusalem…Our need [today] is for God to carry out His building work within us vv(Life-study of 1 & 2 Samuel, pp. 191- 193)

Further Reading: Life-study of 1 & 2 Samuel, msgs. 29—30

HEILIG WOORD VOOR OCHTENDHERLEVING

Op vrijdag 8 november 2024 deden we de Morgenwacht dag 5 week 2 in de Filipijnen en Nederland behandelen

WEEK 2 — DAG 5
Ochtendvoeding

Matt. 13:3 En Hij sprak tot hen vele dingen in gelijkenissen, zeggende: Zie, de zaaier ging uit om te zaaien.

Kol. 2:19 …het Hoofd vasthoudend, uit wie het gehele Lichaam, rijkelijk voorzien en samengevoegd door middel van de gewrichten en pezen, opgroeit met de groei van God.

Het Evangelie van Mattheüs begint met de Zoon van David (1:1) en eindigt met de Drie-enige God (28:19). Daartussenin…hebben we de Zaaier (13:3). De Heer Jezus beschouwde Zichzelf duidelijk als een Zaaier… In het onderwijzen van de waarheid en in het prediken van het evangelie was Hij een Zaaier, en Zijn leven was een leven van zaaien. Als de Zaaier was de Heer Jezus de Verdeler van het goddelijke leven.

De Zaaier is de wonderbaarlijke persoon van de Heer Jezus, en het gezaaide zaad is ook de Heer Zelf, als de belichaming van de Drie-enige God. Christus heeft Zichzelf als het zaad des levens in ons gezaaid (vv. 4a, 😎. Christus is het zaad dat door het woord wordt aangeduid (v. 19), en wij, de uitverkorenen van God, zijn de grond… Daarom is Christus als het woord het zaad des levens dat in ons als de grond is gezaaid. (De conclusie van het Nieuwe Testament, p. 2801)

Lezing van vandaag

Christus kwam niet alleen naar de aarde om bij ons te zijn, maar ook om in ons wezen te worden gezaaid. Door incarnatie werd Hij het zaad des levens, en in Zijn bediening zaaide Hij dit zaad in anderen. Dit betekent dat Hij Zichzelf als de belichaming van de Drie-enige God in Zijn gelovigen zaaide. Als de Zaaier heeft Christus Zichzelf als het zaad des levens in onze harten gezaaid, zodat Hij in ons kan leven, in ons kan groeien en vanuit ons kan worden uitgedrukt.

Net zoals het zaad des levens in de aarde wordt geplant, wordt vermengd met het element van de aarde en samen met de aarde groeit om de plant voort te brengen, heeft Christus zaaide Zichzelf als het zaad van het leven in ons als de aarde en zowel Hij als wij groeien samen. Hij als het levenszaad heeft een bepaald soort element, en wij als de groeiende aarde hebben ook een bepaald soort element, en de twee vermengen zich en groeien samen tot één plant. Dit is het Lichaam van Christus samengesteld uit het goddelijke leven vermengd met de mensheid. Het Lichaam van Christus is in werkelijkheid een plant die groeit uit Christus als het levenszaad in het menselijk hart als de groeiende aarde.

We moeten de visie van Christus, de Zaaier, zien, die Zichzelf zaait als het zaad van het leven in mensen. Deze visie is het hart van het herstel van de Heer, want het is gerelateerd aan het verlangen van het hart van de Heer... Hij verlangt ernaar om in ons te komen, Zijn uitverkoren volk, om ons leven te zijn op de manier van vermenging om Zichzelf ons element te maken en ons Zijn uitdrukking te maken. Christus, de belichaming en uitdrukking van de Drie-enige God, heeft Zichzelf in ons wezen gezaaid. (De conclusie van het Nieuwe Testament, pp. 2801-2802)

Christus is het zaad, en wij zijn de grond met de voedingsstoffen voor de groei van het zaad. Christus in de opstanding, Christus als de levengevende Geest, heeft Zichzelf in ons gezaaid, niet alleen om in ons te blijven, maar om in ons te groeien. De groei van Christus in ons is gelijk aan het bouwen.

De Christus die Zichzelf in ons heeft gezaaid, doet nu een bepaald werk in ons: het werk van het maken van Zijn thuis in ons innerlijk wezen, in onze harten (Ef. 3:17). Dit is bouwen, en het wordt uitgevoerd door de vermenging van goddelijkheid met menselijkheid. Zo'n bouwen wordt genoemd in Johannes 14:23: "Indien iemand Mij liefheeft, ... zal Mijn Vader hem liefhebben, en Wij zullen tot hem komen en bij hem wonen." Deze verblijfplaats is niet alleen voor de Drie-enige God, maar ook voor ons. Daarom is het een wederzijdse verblijfplaats.

Christus… bouwt de kerk niet alleen door zondaars te redden en hen tot gelovigen en leden van Hemzelf te maken, maar door Zichzelf in hen te bouwen.

God werkt Zichzelf in Christus in ons om een ​​huis te maken… Dit huis zal zowel Gods huis als ons huis zijn, een wederzijdse verblijfplaats. Uiteindelijk zullen de Drie-enige God en de verloste mensheid worden vermengd, vermengd en opgebouwd tot één entiteit, en deze entiteit zal het Nieuwe Jeruzalem zijn… Onze behoefte [vandaag] is dat God Zijn bouwwerk in ons uitvoert vv(Levensstudie van 1 & 2 Samuel, pp. 191-193)

Verder lezen: Levensstudie van 1 & 2 Samuel, msgs. 29—30

MORGENWACHT

I am studying the second day of week 2 and that is about

Romans 11:17-22


I read here about

the example of the olive tree.

Israel is a holy people

The people of Israel came into being through God's promise to Abraham.

God's promise is holy.

That is why Israel is and remains a holy people.

The root of that tree is God's promise to Abraham.

And the branches are the people of the people of Israel.

Some of those people do not believe in Jesus Christ.

They look like branches that have been broken off the tree.

All believers belong to Israel

You are not Jews but have come to believe.

At first you were branches of a wild bush, but now you have become branches of the olive tree.

All branches of the olive tree get their food from the roots.

They live thanks to the roots.

So it is with you: You live thanks to the promise of God.

So do not think that you are better than the Jews who do not believe!

You may say:

Those other branches were broken off from the tree to make room for us.

That is true.

Those people did not believe in Jesus Christ,

and therefore they no longer belong to God's people.

You are now part of it,

because you believe.

But be careful!

Don't think that you are better than them!

Because God has broken off branches that belonged to the tree from the beginning.

Then he can certainly break off the new branches, that is, you!

By the power of God, everyone can belong to Israel.

This is how we see how God works:

he is good and strict at the same time.

God is strict with the Jews who do not believe.

They no longer belong to his people.

And God is good to you,

non-Jews. Because you are now allowed to belong.

But continue to trust only in God,

do not trust in yourself.

Because otherwise you may no longer belong to God's people

Galatians 6:13-16


We read in Galatians 6:12-16

I think this letter is very important. That is why I am writing the last sentences myself, as you can see from the handwriting. Some people try to force you to be circumcised. They do it just to make a good impression on others. They do not even keep the Jewish law themselves. But when they tell you that Christ died on the cross for us, they start talking about circumcision. Because they are afraid that they will get into trouble otherwise.

Let God make a new person out of you.

We are saved because our Lord Jesus Christ died on the cross for us. That is the only thing I want to impress. My life is no longer dominated by the things of this world. Because my old self died with Christ on the cross. That is why I say that circumcision is not important. Only one thing is important: that God makes a new person out of you! If you live like this, you belong to God's people. And then he will have compassion on you and give you peace.

sons of Jacob,

When I read this, I actually immediately thought of what the sons of Jacob had proclaimed to the rapist of their sister Dinah.

We read in

Genisis 34:1-31


Dinah is raped

One day Dinah, the daughter of Leah and Jacob, went to visit girls who lived nearby. , Undercover  she was seen by Shechem. He was a son of Hamor, the Hivite who was the ruler of that area. Shechem seized Dinah and raped her.

But Shechem liked Dinah very much  and he fell in love with her. He did his best to impress her. And he said to his father: Make sure that I can marry this girl. Jacob heard that his daughter Dinah had been raped, but he did nothing. For all his sons were p[ that ,p,emt p[ jet ve;d bok de scja[em. But when they heard what had happened, they came home immediately. They were offended and angry, because Shechem had raped their sister. Such a terrible thing was absolutely forbidden among their people.

Shechem wants to marry Dinah

In the meantime, Hamor, Shechem's father, had come to Jacob and his sons to talk about Dinah. He said, "My son Shechem really loves Dinah. Will you give her to him as a wife?

Let us all become one people. Then your girls can marry our husbands and our girls can marry your husbands. Then you can stay in this country. You can live wherever you want. You can move around with the animals and buy land. Shechem himself said to Jacob and to Dinah's brothers, "Just tell me what you want for Dinah. Even if you want a lot of money and many gifts, then I will give them. As long as you give me this girl as a wife.

 

The sons of Jacob devise a plan

But the sons of Jacob devised a plan to deceive Shechem and his family, because Shechem had raped their sister. They said to Hamor and Shechem, "We cannot give our sister to a man who is not circumcised. That would be a disgrace to us. It would be good for all of us if you become like us. So all of your men are to be circumcised. Then our girls can marry your husbands. Then we will live among you, and you and we can become one people. But Hamor and Shechem thought that was a good idea.

MORNING REVIVAL

ik bestudeer de tweede dag van week 2 en dat gaat over

Romeinen 11:17-22

Ik lees hier over

het voorbeeld van de olijfboom.

Israël is een heilig volk

Het volk van Israël is ontstaan door Gods belofte aan Abraham.

Gods belofte is heilig.

Daarom is en blijft Israël een heilig volk. 

De wortel van die boom is Gods belofte aan Abraham. 

En de takken zijn de mensen van het volk Israël. 

Een deel van die mensen gelooft niet in Jezus Christus. 

Zij lijken op takken die van de boom afgebroken zijn. 

Alle gelovigen horen bij Israël 

Jullie zijn geen Joden maar zijn wel gaan geloven.

Eerst waren jullie takken van een wilde struik, maar nu zijn jullie takken aan de olijfboom geworden. 

Alle takken van de olijfboom krijgen hun voedsel uit de wortels.

Zij leven dankzij de wortels.

Zo is het ook met jullie: Jullie leven dankzij de belofte van God.

Denk dus niet dat jullie beter zijn dan de Joden die niet geloven!

Jullie zeggen misschien:

Die andere takken zijn van de boom afgebroken om plaats te maken voor ons.

Dat is waar.

Die mensen geloofden niet in Jezus Christus,

en daarom horen ze niet meer bij Gods volk.

Jullie horen er nu wel bij,

omdat jullie geloven.

Maar pas op!

Denk niet dat jullie beter zijn dan zij!

Want God heeft takken  afgebroken die vanaf het begin bij de boom hoorden.

Dan kan hij zeker de nieuwe takken, jullie dus, er weer afbreken!

 

Door godsmacht kan iedereen bij Israël horen.

Zo zien we hoe God werkt:

hij is goed en strengt tegelijk.

God is streng voor de Joden die niet geloven.

Ze horen niet meer bij zijn volk.

En God is goed voor jullie,

niet-Joden. Want jullie mogen er nu wel bij horen.

Maar blijf alleen op God

vertrouwen, vertrouw niet op jezelf.

Want anders mag je niet langer bij Gods volk horen.

Galaten 6:13-16

We lezen in Galaten 6:12-16

Ik vind deze brief erg belangrijk. Daarom schrijf ik de laatste zinnen zelf op, zoals jullie aan het handschrift kunnen zienSommige mensen proberen jullie te dwingen om je te laten besnijden. Ze doen dat alleen maar om een goede indruk op anderen te maken, Zelf houden ze zich niet eens aan de Joodse wet. Maar als ze vertellen dat Christus voor ons aan het kruis gestorven is, beginnen ze over de besnijdenis. Watn ze zijn bang dat ze anders in moeilijkheden komen.

Laat God een nieuw mens van je maken.

Wij worden gered omdat onze Heer Jezus Christus voor ons aan het kruis gestorven is. Dat is het enige waarmee ik indruk wil maken. Mijn leven wordt niet meer beheerst door de dingen die bij deze wereld horen. Want mijn oude ik is met Christus aan het kruis gestorven. Daarom zeg ik dat de besnijdenis niet belangrijk is. Er is maar een ding belangrijk: dat God een nieuw mens van je maakt! Als je zo leeft, hoor je bij Gods volk. En dan zal hij medelijden met je hebben en je vrede gevent.

zonen van Jacob,

Toen ik dit las, dacht ik eigenlijk gelijk aan dat wat de zonen van Jacob tegenover de verkrachter van hun zuster Dina hadden verkondigd.

We lezen in

Genisis 34:1-31

Dina wordt verkracht

Op een dag ging Dina, de dochter van Lea en Jakob, naar meisjes die in de buurt woonden. , Ondergeg  werd ze gezien door Sichem. Dat was een zoon van Chamor, de Chiwwiet die de baas was over dat gebied. Sichem greep Dina en verkrachtte haar.

Maar Sichem vond Dina heel aardig  en hij werd verliefd op haar. Hij deed zijn best om indruk op haar te maken. En hij zei tegen zijn vader: Zorg ervoor dat ik met dat meisje kan trouwen. Jacob hoorde dat zijn dochter Dina verkracht was, maar hij deed niets. Want al zijn zonem warem p[ dat ,p,emt p[ jet ve;d bok de scja[em. Maar toen zij hoorden wat er gebeurd was, kwamen ze direct naar huis. Ze warenbeledigd en woedend, omdat Sichem hun zus verkracht had. Zoiets verschrikkelijks was bij hun volk absoluut verboden.

Sichem wil met Dina trouwen

Intussen was Chamor, de vader van Sichem, bij Jakob en zijn zonen gekomen om over Dina te praten. Hij zei: "Mijn zoon Sichem houdt echt van Dina. Willen jullie haar als vrouw aan hem geven?

Laten we met zijn allen een volk gaan worden. Dan kunnen jullie meisjes met onze mannen trouwen en onze meisjes met jullie mannen. Jullie kunnen dan in dit land blijven. Jullie kunnen gaan wonen waar je wilt. Jullie kunnen rondtrekken met de dieren en land kopen. Sichem zelf zei tegen Jacob en tegende broers van Dina: "zeg maar wat jullie voor Dina willen hebben. Ook als jullie veel geld willen en veel geschenken, dan zal ik die geven. Als jullie mij dit meisje maar als vrouw geven.

De zonen van Jacob bedenken een plan

Maar de zonen van Jakob bedachten een plan waarmee ze Sichem  en zijn familie konden bedriegen. Want Sichem had hun zus verkracht. Ze zeiden tegen Chamor en Sichem: "We kunnen onze zus niet geven aan een man die niet besneden is. Dat zou een schande voor ons zijn. We kunnen het allen goedvinden als jullie net zo worden als wij. Daarom moeten alle mannen bij jullie besneden worden. Dan kunnen onze meisjes met jullie mannen trouwen. Dan blijven we bij jullie wonen en kunnen jullie en wij een volk worden. Maar als  Chamor en Sichem vonden dat een goed voorstel.

 

THE CHRISTIAN LIFE
HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL
WEEK 1 OUTLINE

The Intrinsic Significance of the Christian Life
I. The Christian life is a life of living Christ; our living should be Christ, and the way to live Christ is to love Christ—Phil. 1:19-21a;
Gal. 2:20:
II. To live the Christian life is to do all things in the person of Christ, in the face of Christ—2 Cor. 2:10; 4:6-7:
III. To live the Christian life is to walk worthily of the calling with which we were called—Eph. 4:1-4:
IV. To live the Christian life is for us to accept the discipline of the Holy Spirit:

HET CHRISTELIJKE LEVEN
HEILIG WOORD VOOR OCHTENDOPWEKKING
SCHEMA WEEK 1

De intrinsieke betekenis van het christelijke leven
I. Het christelijke leven is een leven van Christus leven; ons leven moet Christus zijn, en de manier om Christus te leven is Christus lief te hebben—Fil. 1:19-21a;
Gal. 2:20:
II. Het christelijke leven leven is alles doen in de persoon van Christus, in het aangezicht van Christus—2 Kor. 2:10; 4:6-7:
III. Het christelijke leven leven is waardig wandelen van de roeping waarmee we geroepen zijn—Ef. 4:1-4:
IV. Het christelijke leven leven is voor ons de discipline van de Heilige Geest aanvaarden:

HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL
WEEK 2 — DAY 1
Morning Nourishment
1 Cor. 6:17 But he who is joined to the Lord is one spirit.

John 15:4-5 Abide in Me and I in you. As the branch cannot bear fruit of itself unless it abides in the vine, so neither can you unless you abide in Me. I am the vine; you are the branches. He who abides in Me and I in him, he bears much fruit; for apart from Me you can do nothing. [“Joined to the Lord” (1 Cor. 6:17)] refers to the believers' organic union with the Lord through believing into Him (John 3:15-16). This union is illustrated by that of the branches with the vine (15:4-5)...Such a union with the resurrected Lord can only be in our spirit. (1 Cor. 6:17, footnote 1) [“One spirit” (1 Cor. 6:17)] indicates the mingling of the Lord as the Spirit with our spirit. Our spirit has been regenerated by the Spirit of God..., who is now in us...and is one with our spirit (Rom. 8:16). This is the realization of the Lord, who became the life-giving Spirit through resurrection (1 Cor. 15:45; 2 Cor. 3:17) and who is now with our spirit (2 Tim. 4:22). (1 Cor. 6:17, footnote 2) This true vine (the Son) with its branches (the believers in the Son) is the organism of the Triune God in God's economy. This organism grows with His riches and expresses His divine life. (John 15:1, footnote 1)

Today's Reading

What the Bible reveals as the ultimate relationship between God and us is far deeper than that of Creator and creature. The nature of this relationship is beyond human concept. It is that God and we may have a union in life. The ivine life and the human life join together to become one life.

There is a picture of this in nature...The Lord Jesus again and again used common things as illustrations of spiritual matters.

In the plant kingdom a branch that is not doing very well may be cut off the parent tree and attached to a healthier, more productive tree. This procedure, known as grafting, illustrates the union between God and us.

Novels 11 [states]: “You, being a wild olive tree, were grafted in... and became a fellow partaker of the root of fatness of the olive tree...You were cut off from what is by nature a wild olive tree and were grafted contrary to nature into the cultivated olive tree” (vv. 17, 24). We were the poor, small, wild olive branches, grafted into the cultivated, superior olive tree, and are now enjoying the rich nourishment from the root. The branch that is grafted is not identical to the tree to which it is attached. If they were identical, there would be no need of grafting. It is a branch from a problem tree that is grafted to a tree having some superior quality. Such is the real nature of the Christian life. The Lord Jesus as the true vine is the superior tree. One day by faith through grace you were grafted into Him. Do not despise this grafting. It means that you no longer have just one life. Your life is now from two lives that have been grafted into one. As you enjoy the root of the fatness of this cultivated olive tree, your poorer life is subdued, and you begin to flourish. The relationship that the Bible reveals between God and us must extend beyond that of Creator and creature until it reaches a union in life. This concept of the divine life and the human life being grafted into one is foreign to human thought. Because of this, when we come to read the Bible, we miss it. I trust that now we have all been deeply impressed that as saved ones, the life we ​​live is that of two lives grafted into one. By the Lord's grace we have repented, and through repentance and believing we have been grafted into the divine life. In this grafting we grow together with Him. Then in resurrection His life grows in us. The divine life is in us, supplying us. This is the Christian life. (CWWL, 1979, vol. 1, “Life Messages, Volume 2,” pp. 283-284, 288-289) Further Reading: CWWL, 1979, vol. 1, “Life Messages, Volume 2,” chs. 58-59

HEILIG WOORD VOOR OCHTENDHERLEVING
WEEK 2 — DAG 1
Ochtendvoeding
1 Kor. 6:17 Maar hij die zich aan de Heer hecht, is één geest.

Johannes 15:4-5 Blijf in Mij en Ik in u. Zoals de rank geen vrucht kan dragen uit zichzelf, tenzij zij in de wijnstok blijft, zo ook u niet, tenzij u in Mij blijft. Ik ben de wijnstok; u bent de ranken. Wie in Mij blijft en Ik in hem, die draagt ​​veel vrucht; want zonder Mij kunt u niets doen. [“Aan de Heer gehecht” (1 Kor. 6:17)] verwijst naar de organische eenheid van de gelovigen met de Heer door in Hem te geloven (Johannes 3:15-16). Deze eenheid wordt geïllustreerd door die van de ranken met de wijnstok (15:4-5)... Zo'n eenheid met de opgestane Heer kan alleen in onze geest zijn. (1 Kor. 6:17, voetnoot 1) [“Eén geest” (1 Kor. 6:17)] duidt op de vermenging van de Heer als de Geest met onze geest. Onze geest is wedergeboren door de Geest van God..., die nu in ons is... en één is met onze geest (Rom. 8:16). Dit is de realisatie van de Heer, die de levengevende Geest werd door de opstanding (1 Kor. 15:45; 2 Kor. 3:17) en die nu met onze geest is (2 Tim. 4:22). (1 Kor. 6:17, voetnoot 2) Deze ware wijnstok (de Zoon) met zijn takken (de gelovigen in de Zoon) is het organisme van de Drie-enige God in Gods economie. Dit organisme groeit met Zijn rijkdommen en drukt Zijn goddelijk leven uit. (Johannes 15:1, voetnoot 1)

Lezing van vandaag

Wat de Bijbel onthult als de ultieme relatie tussen God en ons is veel dieper dan die van Schepper en schepsel. De aard van deze relatie gaat het menselijk begrip te boven. Het is dat God en wij een eenheid in het leven kunnen hebben. Het leven van de ivine en het leven van de mens verenigen zich om één leven te worden.

Er is een beeld hiervan in de natuur... De Heer Jezus gebruikte steeds weer gewone dingen als illustraties van geestelijke zaken.

In het plantenrijk kan een tak die het niet zo goed doet, van de ouderboom worden afgesneden en aan een gezondere, productievere boom worden bevestigd. Deze procedure, bekend als enten, illustreert de eenheid tussen God en ons.

Romans 11 [stelt]: "U, een wilde olijfboom, werd geënt op... en werd een mededeelgenoot van de wortel van vettigheid van de olijfboom... U werd afgesneden van wat van nature een wilde olijfboom is en tegen de natuur in geënt op de gecultiveerde olijfboom" (vv. 17, 24). Wij waren de arme, kleine, wilde olijftakken, geënt op de gecultiveerde, superieure olijfboom, en genieten nu van de rijke voeding van de wortel. De tak die geënt is, is niet identiek aan de boom waaraan hij vastzit. Als ze identiek waren, zou er geen behoefte zijn aan enten. Het is een tak van een probleemboom die geënt is op een boom met een superieure kwaliteit. Dat is de ware aard van het christelijke leven. De Heer Jezus als de ware wijnstok is de superieure boom. Op een dag werd u door geloof door genade op Hem geënt. Veracht deze enting niet. Het betekent dat u niet langer slechts één leven hebt. Uw leven is nu van twee levens die op één zijn geënt. Terwijl u geniet van de wortel van de vettigheid van deze gecultiveerde olijfboom, wordt uw armere leven onderworpen en begint u te bloeien. De relatie die de Bijbel onthult tussen God en ons moet verder reiken dan die van Schepper en schepsel totdat het een vereniging in het leven bereikt. Dit concept van het goddelijke leven en het menselijke leven dat op één is geënt, is vreemd aan het menselijke denken. Daarom missen we het als we de Bijbel gaan lezen. Ik vertrouw erop dat we nu allemaal diep onder de indruk zijn geraakt dat het leven dat we als geredden leiden, dat van twee levens is die in één zijn geënt. Door de genade van de Heer hebben we ons bekeerd en door berouw en geloof zijn we geënt in het goddelijke leven. In deze enting groeien we samen met Hem. Dan groeit Zijn leven in ons in de opstanding. Het goddelijke leven is in ons en voorziet ons. Dit is het christelijke leven. (CWWL, 1979, vol. 1, "Life Messages, Volume 2", pp. 283-284, 288-289) Verder lezen: CWWL, 1979, vol. 1, "Life Messages, Volume 2", hfdst. 58-59

HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL
WEEK 2 — DAY 2
Morning Nourishment

Rom. 11:17-18 ...You, being a wild olive tree, were grafted in among them and became a fellow partaker of the root of fatness of the olive tree, do not boast against the branches;...remember that it is not you who bear the root, but the root you.
In order for one kind of life to be grafted to another, the two lives
must be very similar. For example, it is not possible to graft a branch from a banana tree to a peach tree. However, it is possible to graft some branches from a poorer peach tree to a healthy, productive peach tree, for the lives of these two trees are very close to each other. We may apply this principle to the dispensing of the divine life into man...Because our human life was made in the image of God and according to the likeness of God, it can be joined to the divine life. Although our human life is not the divine life, it resembles the divine life. Therefore, these lives can easily be grafted together and then grow together organically. The life of the poor tree does not disappear. Rather, it grows together as one unit along with the life of the rich, sweet tree... This is not an exchanged life but a grafted life. (Life-study of Romans, 2nd ed., p. 639)

Today’s Reading

In the matter of grafting, there are two main aspects: cutting and joining, or uniting. Without the cutting, there cannot be any grafting. If the branch from one tree is to be grafted into another tree, the branch must first be cut. After the cutting occurs, the joining, or union, takes place. This union is organic. Therefore, in grafting we have the cutting, the joining, and the organic union. The cutting corresponds to the death of Christ, and the uniting, to the resurrection of Christ. In the death of Christ our old life was cut off, and in Christ’s resurrection we were united to Him for further growth. The experience of the death of Christ causes us to die to the law, whereas resurrection enables us to live to God...Only by being grafted into Christ can we be one with Him in His death and resurrection. In ourselves it is not possible for us to die to law or live to God. However, when the preciousness of the Lord Jesus was infused into us and we began to appreciate Him, we were grafted into Him. On the one hand, we were cut; on the other hand, we were joined to Christ in His resurrection life. After this union took place, we were organically united with Christ. Now we should simply live in this organic union. On the negative side, we have been cut in Christ’s death; on the positive side, we have been united to Christ in His
resurrection. In this cutting we died not only to the law but to everything other than God. According to Galatians 6, we are dead to the world, particularly to the religious world, through the crucifixion of Christ (vv. 13-14). By the all-inclusive cutting of Christ’s all-inclusive death on the cross, we are dead to everything other than God. Because we have been grafted into Christ, His experience has become our history. When He died on the cross, we died in Him. When He was crucified, we were cut off from the wild olive tree. This means that we were cut off from the self, the flesh, the world, religion, and the law with its ordinances. Furthermore, because we have been grafted into Christ, His resurrection has also become our history. Therefore, we can strongly declare that with Christ we have been crucified, buried, and resurrected. What a wonderful history we have! Having been cut off from everything other than God, we are dead to religion, including Judaism, Catholicism, and Protestantism. One aspect of our history includes the crucifixion by which we have been cut off from everything other than God. But the other aspect of this history includes the resurrection in which we have been united to the Triune God. In this union we are absolutely one with the Triune God. It is crucial that we all see this vision...If we see the vision of this organic union, our living will be changed. We will realize that we have been cut off from the old source and united to the living One. (Life-study of Galatians, 2nd ed., pp. 74-76) Further Reading: Life-study of Galatians, msg. 9

HEILIG WOORD VOOR OCHTENDHERLEVING
WEEK 2 — DAG 2
Ochtendvoeding

Rom. 11:17-18 ...Jij, die een wilde olijfboom bent, bent tussen hen geënt en bent een mededeelgenoot geworden van de vettige wortel van de olijfboom, roem niet tegen de takken;...onthoud dat het niet jij bent die de wortel draagt, maar de wortel jij.
Omdat het ene soort leven op het andere geënt kan worden, moeten de twee levens
zeer op elkaar lijken. Het is bijvoorbeeld niet mogelijk om een ​​tak van een bananenboom op een perzikboom te enten. Het is echter wel mogelijk om enkele takken van een armere perzikboom op een gezonde, productieve perzikboom te enten, want de levens van deze twee bomen liggen zeer dicht bij elkaar. We kunnen dit principe toepassen op het uitdelen van het goddelijke leven aan de mens...Omdat ons menselijk leven naar het beeld van God is gemaakt en naar de gelijkenis van God, kan het worden samengevoegd met het goddelijke leven. Hoewel ons menselijk leven niet het goddelijke leven is, lijkt het wel op het goddelijke leven. Daarom kunnen deze levens gemakkelijk op elkaar worden geënt en vervolgens organisch samen groeien. Het leven van de arme boom verdwijnt niet. In plaats daarvan groeit het samen als één geheel samen met het leven van de rijke, zoete boom... Dit is geen uitgewisseld leven, maar een geënt leven. (Levensstudie van Romeinen, 2e druk, p. 639)

Lezing van vandaag

Bij het enten zijn er twee hoofdaspecten: snijden en verbinden, of verenigen. Zonder snijden kan er geen enten plaatsvinden. Als de tak van de ene boom op een andere boom moet worden geënt, moet de tak eerst worden gesneden. Nadat het snijden heeft plaatsgevonden, vindt de verbinding of vereniging plaats. Deze vereniging is organisch. Daarom hebben we bij het enten het snijden, het verbinden en de organische vereniging. Het snijden komt overeen met de dood van Christus en het verenigen met de opstanding van Christus. In de dood van Christus werd ons oude leven afgesneden en in Christus’ opstanding werden we met Hem verenigd voor verdere groei. De ervaring van de dood van Christus zorgt ervoor dat we sterven aan de wet, terwijl de opstanding ons in staat stelt om voor God te leven... Alleen door geënt te worden op Christus kunnen we één zijn met Hem in Zijn dood en opstanding. In onszelf is het niet mogelijk voor ons om te sterven aan de wet of te leven voor God. Echter, toen de kostbaarheid van de Heer Jezus in ons werd gegoten en we Hem begonnen te waarderen, werden we op Hem geënt. Enerzijds werden we afgesneden; anderzijds werden we verbonden met Christus in Zijn opstandingsleven. Nadat deze vereniging plaatsvond, werden we organisch verenigd met Christus. Nu zouden we gewoon in deze organische vereniging moeten leven. Aan de negatieve kant zijn we afgesneden in Christus’ dood; aan de positieve kant zijn we verenigd met Christus in Zijn
opstanding. In deze afsnijding stierven we niet alleen aan de wet, maar aan alles behalve God. Volgens Galaten 6 zijn we dood voor de wereld, met name voor de religieuze wereld, door de kruisiging van Christus (vv. 13-14). Door de allesomvattende afsnijding van Christus' allesomvattende dood aan het kruis, zijn we dood voor alles behalve God. Omdat we geënt zijn op Christus, is Zijn ervaring onze geschiedenis geworden. Toen Hij stierf aan het kruis, stierven wij in Hem. Toen Hij gekruisigd werd, werden wij afgesneden van de wilde olijfboom. Dit betekent dat we afgesneden werden van het zelf, het vlees, de wereld, religie en de wet met zijn verordeningen. Bovendien, omdat we geënt zijn op Christus, is Zijn opstanding ook onze geschiedenis geworden. Daarom kunnen we met klem verklaren dat we met Christus gekruisigd, begraven en opgewekt zijn. Wat een prachtige geschiedenis hebben we! Nu we afgesneden zijn van alles behalve God, zijn we dood voor religie, inclusief het jodendom, het katholicisme en het protestantisme. Eén aspect van onze geschiedenis omvat de kruisiging waardoor we van alles behalve God zijn afgesneden. Maar het andere aspect van deze geschiedenis omvat de wederopstanding waarin we verenigd zijn met de Drie-enige God. In deze vereniging zijn we absoluut één met de Drie-enige God. Het is cruciaal dat we allemaal deze visie zien... Als we de visie van deze organische vereniging zien, zal ons leven veranderen. We zullen beseffen dat we zijn afgesneden van de oude bron en verenigd met de Levende. (Levensstudie van Galaten, 2e ed., pp. 74-76) Verder lezen: Levensstudie van Galaten, msg. 9

HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL
WEEK 2 — DAY 3
Morning Nourishment

Rom. 6:5 For if we have grown together with Him in the likeness of His death, indeed we will also be in the likeness of His resurrection.

1 Cor. 15:45 So also it is written, “The first man, Adam, became a living soul”; the last Adam became a life-giving Spirit.

In incarnation [Christ] became flesh for redemption (John 1:14, 29); then, in resurrection He became a life-giving Spirit for the imparting of life (10:10b)...When we believe into Him, He enters our spirit, and we are joined to Him as the life-giving Spirit. Hence, we become one spirit with Him (1 Cor. 6:17). Our spirit is made alive and is resurrected with Him. (1 Cor. 15:45, footnote 1) When a branch is grafted, both it and the tree must be cut...and then grafted together...When the two wounds kiss each other, the graft can take, and there will be the growth. When was the Lord Jesus cut? It was on the cross. The wound of the Lord Jesus is waiting for sinners. His side has been pierced; the blood shed. When is the sinner cut? He too has been cut on the cross. He experiences this cutting when he repents and receives the Lord. At the site where the wound of the sinner [meets] the wound of the Lord Jesus, they [are] grafted together. The Lord [begins] to live and grow in this newly grafted branch to supply him. [In Romans 6:5 Paul] is saying that in the place where we were cut, we were grafted into the Lord. This grafting is the growing. We are not first grafted and then begin to grow. Rather, we have been grafted into Him in the likeness of His death and have grown together with Him all at the same time. (CWWL, 1979, vol. 1, “Life Messages, Volume 2,” pp.287-288)

Today’s Reading

The first aspect [of grafting and growing together in Romans 6:5] is in the likeness of His death and refers to our being grafted into Him. The second is in the likeness of His resurrection and refers to His coming into us to grow in us. The initial grafting is related to the Lord’s death. He is the true vine. When He was crucified, He was thoroughly cut. Now His cut wound is waiting for the repentant sinners, and He as the life-giving Spirit moves in us, searching our inner being, enlightening us so that we repent. Our grief and tears are the cut we receive. We have no choice but to believe in the Lord and ask Him to save us: “O Lord, thank You that You died for me. Thank You for shedding Your blood for me. Thank You, Lord, for saving me.” This is the time when we are grafted into Him and grow together with Him in the likeness of His death. (CWWL, 1979, vol. 1, “Life Messages, Volume 2,” p. 288) A grafter knows that in order to have a successful grafting, both of the grafting parts need to be cut and to die. First, the part to be grafted has to die, and second, the part to be grafted into has to die also. Only when both sides die can the grafting be accomplished. On Christ’s side, one day, as the branch of David, He died on the cross; however, although He died in the flesh, He was resurrected in the Spirit (1 Pet. 3:18b). Through death and resurrection He became the life-giving Spirit (1 Cor. 15:45b). By becoming such a Spirit, Christ was ready for the grafting. On our side, as sinners, we need to repent and receive the Lord. Once we repent and receive Him, He as the life-giving Spirit enters into our spirit and puts the divine life in us. This life is a life of death and resurrection. Hence, He brings the key to death and resurrection into us who have believed in Him and have died and resurrected with Him. Thus, in this death and resurrection we are grafted together with Christ. (CWWL, 1994-1997, vol. 5, “The Experience of God’s Organic Salvation Equaling Reigning in Christ’s Life,” pp. 496-497) Further Reading: CWWL, 1994-1997, vol. 5, “The Experience of God’s Organic Salvation Equaling Reigning in Christ’s Life,” ch. 4

HEILIG WOORD VOOR OCHTENDHERLEVING
WEEK 2 — DAG 3
Ochtendvoeding

Rom. 6:5 Want indien wij met Hem samengegroeid zijn in de gelijkenis van Zijn dood, zullen wij het ook zijn in de gelijkenis van Zijn opstanding.

1 Kor. 15:45 Zo staat er ook geschreven: "De eerste mens, Adam, werd een levende ziel"; de laatste Adam werd een levendmakende Geest.

In de incarnatie werd [Christus] vlees voor verlossing (Johannes 1:14, 29); daarna, in de opstanding, werd Hij een levendmakende Geest voor het verlenen van leven (10:10b)... Wanneer wij in Hem geloven, komt Hij in onze geest en worden wij met Hem verbonden als de levendmakende Geest. Daarom worden wij één geest met Hem (1 Kor. 6:17). Onze geest wordt levend gemaakt en wordt met Hem opgewekt. (1 Kor. 15:45, voetnoot 1) Wanneer een tak geënt wordt, moeten zowel de tak als de boom afgesneden worden... en dan weer samen geënt worden... Wanneer de twee wonden elkaar kussen, kan de ent aanslaan en zal er groei zijn. Wanneer werd de Heer Jezus afgesneden? Het was aan het kruis. De wond van de Heer Jezus wacht op zondaars. Zijn zijde is doorboord; het bloed vergoten. Wanneer wordt de zondaar afgesneden? Ook hij is aan het kruis afgesneden. Hij ervaart deze afsnijding wanneer hij berouw heeft en de Heer ontvangt. Op de plaats waar de wond van de zondaar de wond van de Heer Jezus [ontmoet], [worden] ze samen geënt. De Heer [begint] te leven en te groeien in deze nieuw geënte tak om hem te voorzien. [In Romeinen 6:5 zegt Paulus] dat we op de plaats waar we afgesneden werden, geënt werden in de Heer. Deze enting is het groeien. We worden niet eerst geënt en beginnen dan te groeien. In plaats daarvan zijn we geënt op Hem in de gelijkenis van Zijn dood en zijn we tegelijkertijd met Hem samengegroeid. (CWWL, 1979, vol. 1, “Life Messages, Volume 2,” pp.287-288)

Lezing van vandaag

Het eerste aspect [van enten en samen groeien in Romeinen 6:5] is in de gelijkenis van Zijn dood en verwijst naar ons geënt worden op Hem. Het tweede is in de gelijkenis van Zijn opstanding en verwijst naar Zijn komst in ons om in ons te groeien. De eerste enting is gerelateerd aan de dood van de Heer. Hij is de ware wijnstok. Toen Hij gekruisigd werd, werd Hij grondig gesneden. Nu wacht Zijn gesneden wond op de berouwvolle zondaars, en Hij als de levengevende Geest beweegt in ons, doorzoekt ons innerlijk wezen, verlicht ons zodat wij ons bekeren. Ons verdriet en onze tranen zijn de snee die we ontvangen. We hebben geen andere keus dan in de Heer te geloven en Hem te vragen ons te redden: "O Heer, dank U dat U voor mij gestorven bent. Dank U dat U Uw bloed voor mij hebt vergoten. Dank U, Heer, dat U mij hebt gered." Dit is de tijd dat we in Hem geënt worden en samen met Hem groeien in de gelijkenis van Zijn dood. (CWWL, 1979, vol. 1, "Life Messages, Volume 2," p. 288) Een enter weet dat om een ​​succesvolle enting te hebben, beide entdelen afgesneden moeten worden en moeten sterven. Ten eerste moet het te enten deel sterven, en ten tweede moet het deel waarin geënt moet worden ook sterven. Alleen als beide kanten sterven, kan de enting worden voltooid. Aan de kant van Christus stierf Hij op een dag, als de tak van David, aan het kruis; hoewel Hij echter in het vlees stierf, werd Hij opgewekt in de Geest (1 Petr. 3:18b). Door dood en opstanding werd Hij de levengevende Geest (1 Kor. 15:45b). Door zo'n Geest te worden, was Christus klaar voor de enting. Van onze kant, als zondaars, moeten wij ons bekeren en de Heer ontvangen. Zodra wij ons bekeren en Hem ontvangen, komt Hij als de levengevende Geest in onze geest en plaatst het goddelijke leven in ons. Dit leven is een leven van dood en opstanding. Daarom brengt Hij de sleutel tot dood en opstanding in ons die in Hem hebben geloofd en met Hem zijn gestorven en opgestaan. Zo worden wij in deze dood en opstanding samen met Christus geënt. (CWWL, 1994-1997, vol. 5, "De ervaring van Gods organische redding die gelijk is aan heersen in het leven van Christus", pp. 496-497) Verder lezen: CWWL, 1994-1997, vol. 5, “De ervaring van Gods organische redding die gelijk staat aan heerschappij in het leven van Christus,” hoofdstuk 4

HOLY WORD FOR MORNIMG REVIVAL
WEEK 2 — DAY 4
Morning Nourishment

Gal. 2:20 I am crucified with Christ; and it is no longer I who live, but it is Christ who lives in me; and the life which I now live in the flesh I live in faith, the faith of the Son of God, who loved me and gave Himself up for me.

Rom. 8:4 That the righteous requirement of the law might be fulfilled in us, who do not walk according to the flesh but according to the spirit.

The organic union with Christ... takes place spontaneously when we believe in Christ...[Galatians 2:19 indicates] that we have died to law so that we might live to God...If we are not actually organically united with Christ but are in ourselves, then we are neither dead to law nor are we living to God. Apart from the organic union with Christ, we cannot live to God. (Life-study of Galatians, 2nd ed., p. 73)

[Galatians 2:20] explains how it is that through law we have died to
law. When Christ was crucified, according to God’s economy we were included in Him. (Gal. 2:20, footnote 1)

Today’s Reading

No longer I does not indicate an exchanged life, a life in which Christ comes in and we go out, for later in Galatians 2:20 Paul said, “I live.” As regenerated people, we have both the old “I,” which has been crucified (Rom. 6:6), concerning which Paul said, “No longer I,” and a new “I,” concerning which Paul said, “I live.” The old, terminated “I” was without divinity; the new “I” has God as life added to it. The new “I” came into being when the old “I” was resurrected and God was added to it. On the one hand, Paul had been terminated, but on the other hand, a resurrected Paul, one who was regenerated with God as his life, still lived. Furthermore, although Paul said, “No longer I,” he also said, “It is Christ who lives in me,” for it was Christ who lived, but it was in Paul that He lived. The two, Christ and Paul, had one life and one living. (Gal. 2:20, footnote 2)

We have died in Christ through His death, but now He lives in us through His resurrection. His living in us is entirely by His being the life-giving Spirit (1 Cor. 15:45b). This point is fully developed in all the following chapters [of Galatians], where the Spirit is presented and emphasized as the very One whom we have received as life and in whom we should live [cf. Rom. 1:17].

The “I,” the natural person, inclines to keep the law that it might be perfect (Phil. 3:6), but God wants us to live Christ that God might be expressed in us through Him (Phil. 1:20-21). Hence, God’s economy is that the “I” be crucified in Christ’s death and that Christ live in us in His resurrection. To keep the law is to exalt it above all things in our life; to live Christ is to make Him the center and everything in our life. The law was used by God for a period of time to keep His chosen people in custody for Christ (Gal. 3:23) and eventually to conduct them to Christ (v. 24) that they might receive Him as life and live Him to be God’s expression. Because Christ has come, the
function of the law has been terminated, and Christ must replace the law in our lives for the fulfillment of God’s eternal purpose. (Gal. 2:20, footnote 3)

The Christian life is [not] an exchanged life...It is a grafted life, a life in which two parties are joined to grow organically (Life-study of Romans, 2nd ed., pp. 638-639)

After we have been grafted together with Christ, we should no longer live by ourselves; rather, we should allow the pneumatic Christ to live in us. Furthermore, we should no longer live by our flesh or our natural being; rather, we should live by our mingled spirit, a spirit grafted with Christ. Thus, first, we are united with Him; this is a union. Then we are mingled with Him; this is a mingling. Eventually, we are incorporated with Him into an incorporation. This incorporation is the New Jerusalem, the great universal incorporation of the mingling of God and man for us to reign in eternity. (CWWL, 1994-1997, vol. 5, “The Experience of God’s Organic Salvation Equaling Reigning in Christ’s Life,” p. 497)
Further Reading: Life-study of Galatians, msgs. 10, 16

HEILIG WOORD VOOR DE HERLEVING VAN DE MORGEN

WEEK 2 — DAG 4

Ochtendvoeding

Gal. 2:20 Ik ben met Christus gekruisigd; en niet meer ik leef, maar Christus leeft in mij; en voor zover ik nu in het vlees leef, leef ik in het geloof, in het geloof van de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en Zich voor mij heeft overgegeven.                                                               Rom. 8:4 opdat de rechtvaardige eis van de wet vervuld zou worden in ons, die niet naar het vlees wandelen, maar naar de Geest.                      De organische vereniging met Christus... vindt spontaan plaats wanneer we in Christus geloven... [Galaten 2:19 geeft aan] dat we gestorven zijn aan de wet, zodat we voor God zouden kunnen leven... Als we niet werkelijk organisch verenigd zijn met Christus, maar in onszelf, dan zijn we noch dood voor de wet, noch leven we voor God. Afgezien van de organische vereniging met Christus, kunnen we niet voor God leven. (Life-study of Galatians, 2e ed., p. 73) [Galaten 2:20] legt uit hoe het komt dat wij door de wet gestorven zijn aan
de wet. Toen Christus gekruisigd werd, werden wij volgens Gods economie in Hem opgenomen. (Galaten 2:20, voetnoot 1)

Lezing van vandaag

Niet langer ik duidt niet op een uitgewisseld leven, een leven waarin Christus binnenkomt en wij uitgaan, want later in Galaten 2:20 zei Paulus: "Ik leef." Als wedergeboren mensen hebben we zowel het oude "ik", dat gekruisigd is (Rom. 6:6), waarover Paulus zei: "Niet langer ik", en een nieuw "ik", waarover Paulus zei: "Ik leef." Het oude, beëindigde "ik" was zonder goddelijkheid; het nieuwe "ik" heeft God als leven eraan toegevoegd. Het nieuwe "ik" ontstond toen het oude "ik" werd opgewekt en God eraan werd toegevoegd. Aan de ene kant was Paulus beëindigd, maar aan de andere kant leefde een opgewekte Paulus, iemand die wedergeboren was met God als zijn leven, nog steeds. Bovendien, hoewel Paulus zei: "Niet meer ik", zei hij ook: "Het is Christus die in mij leeft", want het was Christus die leefde, maar het was in Paulus dat Hij leefde. De twee, Christus en Paulus, hadden één leven en één leven. (Galaten 2:20, voetnoot 2)

Wij zijn in Christus gestorven door Zijn dood, maar nu leeft Hij in ons door Zijn opstanding. Zijn leven in ons is volledig doordat Hij de levengevende Geest is (1 Korintiërs 15:45b). Dit punt wordt volledig uitgewerkt in alle volgende hoofdstukken [van Galaten], waar de Geest wordt gepresenteerd en benadrukt als degene die wij als leven hebben ontvangen en in wie wij zouden moeten leven [vergelijk                Romeinen 1:17]. Het “ik”, de natuurlijke persoon, neigt ernaar de wet te houden, zodat deze volmaakt kan zijn (Fil. 3:6), maar God wil dat wij Christus leven, zodat God door Hem in ons tot uitdrukking kan komen              (Fil. 1:20-21). Daarom is Gods economie dat het “ik” gekruisigd wordt in Christus’ dood en dat Christus in ons leeft in Zijn opstanding. De wet houden is deze verheffen boven alle dingen in ons leven; Christus leven is Hem het middelpunt en alles in ons leven maken. De wet werd door God gebruikt voor een bepaalde tijd om Zijn uitverkoren volk in bewaring te houden voor Christus (Gal. 3:23) en uiteindelijk om hen naar Christus te leiden (vs. 24) zodat zij Hem als leven konden ontvangen en Hem konden leven om Gods uitdrukking te zijn. Omdat Christus is gekomen, is de functie van de wet beëindigd en moet Christus de wet in ons leven vervangen voor de vervulling van Gods eeuwige doel. (Gal. 2:20, voetnoot 3) Het christelijke leven is [geen] uitgewisseld leven... Het is een geënt leven, een leven waarin twee partijen worden samengevoegd om organisch te groeien (Life-study of Romans, 2e ed., pp. 638-639)

Nadat we met Christus zijn geënt, zouden we niet langer op onszelf moeten leven; in plaats daarvan zouden we de pneumatische Christus in ons moeten laten leven. Verder zouden we niet langer moeten leven door ons vlees of ons natuurlijke wezen; in plaats daarvan zouden we moeten leven door onze gemengde geest, een geest die is geënt met Christus. Zo worden we eerst met Hem verenigd; dit is een vereniging. Dan worden we met Hem vermengd; dit is een vermenging. Uiteindelijk worden we met Hem opgenomen in een inlijving. Deze inlijving is het Nieuwe Jeruzalem, de grote universele inlijving van de vermenging van God en mens, zodat wij in eeuwigheid kunnen regeren. (CWWL, 1994-1997, vol. 5, “De ervaring van Gods organische redding die gelijk is aan heersen in het leven van Christus,” p. 497)
Verdere lectuur: Levensstudie van Galaten, msgs. 10, 16

HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL
WEEK 2 — DAY 5
Morning Nourishment

Rom. 6:3-5...All of us who have been baptized into Christ Jesus have been baptized into His death...We have been buried therefore with Him through baptism into His death...that...we might walk in newness of life. For if we have grown together with Him in the likeness of His death, indeed we will also be in the likeness of His resurrection.

When the divine life enters into the human life, the divine life becomes the content, and the human life becomes the container and the expression. But there is no exchange, or trade, of lives...The divine air, the heavenly pneuma, is dispensed into us, but it is not exchanged for our human life. Rather,...it is dispensed into us and mingled with us.

Our Christian life is not an exchanged life. It is altogether a matter of the divine life dispensed, infused, into our human life. (Life-study of Romans, 2nd ed., pp. 636-637)

Today’s Reading

[The Lord’s] life becomes ours in resurrection. He uplifts the original functions given to us at creation and enriches, strengthens, and even saturates our whole being. This new life is a life of two lives grafted into one. In this union are victory, life, light, power, and all the other divine attributes. All of these are ours not by an exchange, not by reckoning, but by being grafted
into Him. (CWWL, 1979, vol. 1, “Life Messages, Volume 2,” p. 288)

We were created by God in His image and according to His likeness. However, due to Adam’s fall our life became the natural life of the old creation in Adam.

There are two main elements in our natural life of the old creation. The first element is sin, and the second is death [cf. Rom. 5—7]...Through one man, Adam, sin entered into the world, and through sin, death (5:12). Thus, sin reigned in us through death (v. 21a; 6:12), and death reigned over us through the offense of the one, Adam (5:17a, 14). Therefore, in Adam we did not reign in life; rather, we were under the ruling of sin and death. However, as the last Adam, Christ died an all-inclusive death on the cross, and through such a death He brought everything of the adamic life to the cross and had a great ending there (6:6)...It is through the all-inclusive death of Christ that we allow the life of Christ to reign in us instead of sin and death. Thus, it is no longer sin and death that reign in us; rather, it is grace and life that reign in us (5:21).

Our natural life needs to be annihilated, completely destroyed, put out of existence, with Adam in our co-death with Christ. In our baptism we have been buried with Christ into His death, and thereby the natural life of our old man in Adam has been annihilated (6:3-4a).

We reign in life not only in our dying with Adam but also in our living with Christ (vv. 4b, 5b, 8b; Gal. 2:20b). Romans 6:8...shows our organic union with Christ in His death and resurrection. Such an organic union is best illustrated in grafting...We were grafted with Christ and have grown together with Him in His death and resurrection.

Although our natural life was defiled by sin and death through the fall, we have received the resurrection life of Christ into us through our death and resurrection with Him. This resurrection life of Christ is the life-giving Spirit, who enlivens us from within that we may be raised with Christ. In resurrection our God-created faculties are restored; moreover, they are enriched with, uplifted by, and saturated with Christ’s resurrection life for us to experience and enjoy all that Christ is.

Our natural life belongs to the realm of the old creation, the old man. In baptism we put off our old man; moreover, our old man was crucified with Christ. In our practical experience, however, we need to allow the Spirit, who indwells our regenerated spirit, to spread to our mind so that in such a mingled spirit we may be nourished and renewed by the fresh supply of the resurrection life of Christ. (CWWL,1994-1997, vol. 5, “The Experience of God’s Organic Salvation Equaling Reigning in Christ’s Life,” pp. 492-494)

Further Reading: Life-study of Romans, msgs. 63-64

HEILIG WOORD VOOR OCHTENDHERLEVING
WEEK 2 — DAG 5
Ochtendvoeding

Rom. 6:3-5...Wij allen die gedoopt zijn in Christus Jezus, zijn gedoopt in Zijn dood...Wij zijn daarom met Hem begraven door de doop in Zijn dood...opdat...wij in nieuwheid des levens zouden wandelen. Want indien wij met Hem zijn samengegroeid in de gelijkenis van Zijn dood, zullen wij ook zijn in de gelijkenis van Zijn opstanding.

Wanneer het goddelijke leven het menselijke leven binnengaat, wordt het goddelijke leven de inhoud en wordt het menselijke leven de container en de uitdrukking. Maar er is geen uitwisseling of handel van levens...De goddelijke lucht, het hemelse pneuma, wordt in ons verdeeld, maar het wordt niet geruild voor ons menselijke leven. In plaats daarvan...wordt het in ons verdeeld en met ons vermengd. Ons christelijke leven is geen uitgewisseld leven. Het is geheel een kwestie van het goddelijke leven dat in ons menselijk leven wordt verdeeld, ingespoten. (Levensstudie van Romeinen, 2e ed., pp. 636-637)

Lezing van vandaag

[Het] leven van de Heer wordt het onze in de opstanding. Hij verheft de oorspronkelijke functies die ons bij de schepping zijn gegeven en verrijkt, versterkt en verzadigt zelfs ons hele wezen. Dit nieuwe leven is een leven van twee levens die in één zijn geënt. In deze vereniging zijn overwinning, leven, licht, kracht en alle andere goddelijke eigenschappen. Al deze zijn van ons, niet door een uitwisseling, niet door afrekening, maar door geënt te worden in Hem. (CWWL, 1979, vol. 1, "Life Messages, Volume 2," p. 288) Wij zijn door God geschapen naar Zijn beeld en overeenkomstig Zijn gelijkenis. Echter, door Adams val werd ons leven het natuurlijke leven van de oude schepping in Adam.  Er zijn twee hoofdelementen in ons natuurlijke leven van de oude schepping. Het eerste element is zonde, en het tweede is de dood [vgl. Rom. 5-7]... Door één mens, Adam, kwam de zonde in de wereld, en door zonde de dood (5:12). Zo heerste de zonde in ons door de dood (vs. 21a; 6:12), en de dood heerste over ons door de overtreding van de ene, Adam (5:17a, 14). Daarom heersten we in Adam niet in het leven; in plaats daarvan stonden we onder de heerschappij van zonde en dood. Echter, als de laatste Adam stierf Christus een allesomvattende dood aan het kruis, en door zo'n dood bracht Hij alles van het Adamische leven naar het kruis en had daar een groot einde (6:6)... Het is door de alles-omvattende dood van Christus dat we het leven van Christus in ons laten heersen in plaats van zonde en dood. Zo zijn het niet langer zonde en dood die in ons heersen; in plaats daarvan zijn het genade en leven die in ons heersen (5:21). Ons natuurlijke leven moet vernietigd worden, volledig vernietigd, uit het bestaan ​​gezet, met Adam in onze co-dood met Christus. In onze doop zijn we met Christus begraven in Zijn dood, en daardoor is het natuurlijke leven van onze oude mens in Adam vernietigd (6:3-4a). We regeren in het leven niet alleen in ons sterven met Adam, maar ook in ons leven met Christus (vv. 4b, 5b, 8b; Gal. 2:20b). Romeinen 6:8... laat onze organische eenheid met Christus zien in Zijn dood en opstanding. Zo'n organische eenheid wordt het best geïllustreerd door enten... We zijn geënt met Christus en zijn samen met Hem gegroeid in Zijn dood en opstanding. Hoewel ons natuurlijke leven verontreinigd werd door zonde en dood door de val, hebben we het opstandingsleven van Christus in ons ontvangen door onze dood en opstanding met Hem. Dit opstandingsleven van Christus is de levengevende Geest, die ons van binnenuit levend maakt, zodat we met Christus opgewekt kunnen worden. In de opstanding worden onze door God geschapen vermogens hersteld; bovendien worden ze verrijkt met, opgetild door en verzadigd met Christus' opstandingsleven, zodat wij alles wat Christus is, kunnen ervaren en genieten. Ons natuurlijke leven behoort tot het rijk van de oude schepping, de oude mens. In de doop leggen we onze oude mens af; bovendien werd onze oude mens met Christus gekruisigd. In onze praktische ervaring moeten we echter de Geest, die in onze wedergeboren geest woont, toestaan ​​zich te verspreiden naar onze geest, zodat we in zo'n gemengde geest gevoed en vernieuwd kunnen worden door de frisse toevoer van het opstandingsleven van Christus. (CWWL, 1994-1997, deel 5, "De ervaring van Gods organische redding die gelijk is aan heersen in Christus' leven", pp. 492-494)

Verdere lectuur: Levensstudie van Romeinen, msgs. 63-64

HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL
WEEK 2 — DAY 6 ››
Morning Nourishment

Rom. 11:17 ...You, being a wild olive tree, were grafted in among [the branches] and became a fellow partaker of the root of fatness of the olive tree.

Rom. 11:24 For if you...were grafted contrary to nature into the cultivated olive tree, how much more will these who are the natural branches be grafted into their own olive tree!

According to the natural law ordained by God, it is not the poor life that affects the richer life but the richer life that affects the poor life. In fact, the rich life will swallow up all the defects of the poor life and thus transform the poor life. In the same principle, when we are grafted into Christ, Christ swallows up our defects, but He does not eliminate our own life. On the contrary, as He swallows up our defects, He uplifts our humanity. He uplifts our mind, will, emotion, and all our virtues.

May we all be impressed with the fact that the Christian life is not a matter of exchange but a matter of grafting. A lower life, our human life, is grafted into a higher life, the divine life. The higher life swallows up the defects...of [and] enriches, uplifts, and transforms the lower life. How marvelous!...According to God’s revelation and according to our experience, we see that as Christians today, we have a wonderful grafted life. (Life-study of Romans, 2nd ed., pp. 639, 642-643)

Today’s Reading

This grafted life...is not an exchanged life. The inferior branch has not given up its poor life in order to get the richer life of the tree to which it is grafted. No. The branch still retains its same essential characteristics, but its life is uplifted and transformed by being grafted to the better life.

What are the results of the grafting? When the fatness of the better tree supplies the grafted branch, all the negative things are taken away. Then the original function of that branch is restored and strengthened. The fruit is still what it was before the grafting, but the problem factors have been overcome. We are the problem branches that God has grafted to Christ. The fatness of His life comes into us, carrying away all the poor elements in us. He uplifts the original function that God had for us, strengthening and enriching it. Then naturally and spontaneously, our whole being is saturated and transformed, and a marvelous fruit comes forth.

Romans is not talking about an exchanged life or a reckoning method [cf. 6:11]. This grafted life means that whatever lack we have, as long as we are grafted into the precious tree of the Lord Jesus, His excellent life will come into us. (CWWL, 1979, vol. 1, “Life Messages, Volume 2,” pp. 285-286)

The divine life will swallow up the defects and shortages of our human life. This is possible because in Christ’s life there is the killing power of His crucifixion. Remember, Christ’s life has been processed through incarnation, human living, crucifixion, and resurrection. Now His life includes all these ingredients. We may use antibiotics as an illustration of this. Just as antibiotics kill disease germs, so the killing element in the life of Christ terminates the negative things in us.

We may prefer simply to yield up our human life and have it be replaced with Christ’s life. We may feel that our life is full of “germs” and would therefore like it replaced by the divine life. This may be our way, but it is not God’s way in His economy. His way is for Christ’s life to swallow up all the defects, shortages, and “germs” within us. The more we tell the Lord Jesus that we love Him and that we want to be one with Him, the more we will experience the killing power in the spiritual antibiotics.

All the elements we need are available in Christ’s life. In His life there is the killing element as well as the nourishing element. You may be discouraged about your disposition. But Christ’s life will kill the negative element in your disposition, and then, instead of casting your disposition away, He will uplift it and use it. (Life-study of Romans, 2nd ed., p. 641) Further Reading: CWWL, 1968, vol. 1, pp. 47-49

HEILIG WOORD VOOR OCHTENDHERLEVING
WEEK 2 — DAG 6 ››
Ochtendvoeding

Rom. 11:17 ...Jij, die een wilde olijfboom was, werd geënt tussen [de takken] en werd een mededeelgenoot van de vettige wortel van de olijfboom.

Rom. 11:24 Want als jij... tegen de natuur in geënt werd op de gecultiveerde olijfboom, hoeveel te meer zullen dezen, die de natuurlijke takken zijn, geënt worden op hun eigen olijfboom!

Volgens de door God verordende natuurwet is het niet het arme leven dat het rijkere leven beïnvloedt, maar het rijkere leven dat het arme leven beïnvloedt. In feite zal het rijke leven alle gebreken van het arme leven opslokken en zo het arme leven transformeren. In hetzelfde principe, wanneer wij geënt worden op Christus, verslindt Christus onze gebreken, maar Hij elimineert niet ons eigen leven. Integendeel, terwijl Hij onze gebreken opslokt, verheft Hij onze menselijkheid. Hij verheft onze geest, wil, emotie en al onze deugden. Mogen we allemaal onder de indruk zijn van het feit dat het christelijke leven geen kwestie is van uitwisseling, maar een kwestie van enten. Een lager leven, ons menselijke leven, wordt geënt op een hoger leven, het goddelijke leven. Het hogere leven verslindt de gebreken... van [en] verrijkt, verheft en transformeert het lagere leven. Hoe wonderbaarlijk!... Volgens Gods openbaring en volgens onze ervaring zien we dat we als christenen vandaag de dag een prachtig geënt leven hebben. (Levensstudie van Romeinen, 2e druk, pp. 639, 642-643)

Lezing van vandaag

Dit geënte leven... is geen uitgewisseld leven. De inferieure tak heeft zijn arme leven niet opgegeven om het rijkere leven van de boom te krijgen waarop hij geënt is. Nee. De tak behoudt nog steeds dezelfde essentiële kenmerken, maar zijn leven wordt verheven en getransformeerd door geënt te worden op het betere leven. Wat zijn de resultaten van het enten? Wanneer de vetheid van de betere boom de geënte tak voorziet, worden alle negatieve dingen weggenomen. Dan wordt de oorspronkelijke functie van die tak hersteld en versterkt. De vrucht is nog steeds wat het was vóór het enten, maar de probleemfactoren zijn overwonnen. Wij zijn de probleemtakken die God op Christus heeft geënt. De vetheid van Zijn leven komt in ons en neemt alle arme elementen in ons weg. Hij tilt de oorspronkelijke functie die God voor ons had op, versterkt en verrijkt deze. Dan wordt ons hele wezen op natuurlijke en spontane wijze verzadigd en getransformeerd, en komt er een wonderbaarlijke vrucht tevoorschijn. Romeinen heeft het niet over een uitgewisseld leven of een afrekeningsmethode [vgl. 6:11]. Dit geënte leven betekent dat, wat voor gebrek we ook hebben, zolang we geënt zijn op de kostbare boom van de Heer Jezus, Zijn uitstekende leven in ons zal komen. (CWWL, 1979, vol. 1, “Life Messages, Volume 2,” pp. 285-286) Het goddelijke leven zal de gebreken en tekorten van ons menselijk leven opslokken. Dit is mogelijk omdat in het leven van Christus de dodende kracht van Zijn kruisiging aanwezig is. Vergeet niet dat het leven van Christus is verwerkt door incarnatie, menselijk leven, kruisiging en opstanding. Nu omvat Zijn leven al deze ingrediënten. We kunnen antibiotica gebruiken als een illustratie hiervan. Net zoals antibiotica ziektekiemen doden, zo beëindigt het dodende element in het leven van Christus de negatieve dingen in ons. We kunnen er de voorkeur aan geven om ons menselijk leven gewoon op te geven en het te laten vervangen door het leven van Christus. We kunnen het gevoel hebben dat ons leven vol “kiemen” zit en willen daarom dat het wordt vervangen door het goddelijke leven. Dit is misschien onze manier, maar het is niet Gods manier in Zijn economie. Zijn manier is dat Christus' leven alle gebreken, tekorten en "kiemen" in ons opslokt. Hoe meer we de Heer Jezus vertellen dat we van Hem houden en dat we één met Hem willen zijn, hoe meer we de dodende kracht in de geestelijke antibiotica zullen ervaren. Alle elementen die we nodig hebben, zijn beschikbaar in Christus' leven. In Zijn leven is er zowel het dodende als het voedende element. U bent misschien ontmoedigd over uw gezindheid. Maar Christus' leven zal het negatieve element in uw gezindheid doden, en dan, in plaats van uw gezindheid weg te werpen, zal Hij het opheffen en gebruiken. (Levensstudie van Romeinen, 2e ed., p. 641) Verder lezen: CWWL, 1968, vol. 1, pp. 47-49

‹‹ HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL
WEEK 1 — DAY 1 ››
Morning Nourishment

Mark 12:30 And you shall love the Lord your God from your whole heart and from your whole soul and from your whole mind and from your whole strength.

John 14:23 Jesus answered..., If anyone loves Me, he will keep My word, and My Father will love him, and We will come to him and make an abode with him.

We Christians should keep a clean conscience but the main point of our Christian life is to live Christ. To live Christ should be our goal...Living Christ should be primary. All the troubles in our Christian life come because of our not living Christ.

As we are engaged in our daily activities, our living should not be those activities but Christ. Our mind should be concentrated on Christ, but this concentration of our mind depends upon our love for Christ. This is why the New Testament charges us to love Christ (Mark 12:30; Rev. 2:4-5; John 14:23; 21:15-17; 1 Pet. 1:8). If we do not love Christ, we cannot live Him, and loving Him is the best way to concentrate our entire being on Him. When a young mother delivers a child, her whole living is that new baby. For her, to live is her new baby. This is because of her love for her child. When we love Christ to the uttermost, our entire being is occupied with Him, and we live Him. This was Paul’s experience...To Paul, to continue to live was Christ, and if he should die, it was gain [Phil. 1:21].

Living Christ requires that we love Him to the uttermost. Sometimes when we have been very captivated by something, that night we would have a dream about that thing...Christ needs to captivate us to such an extent. (CWWL, 1989, vol. 3, “The Experience and Growth in Life,” pp. 30-31)

Today’s Reading

To realize and participate in the deep and hidden things God has ordained and prepared for us requires us not only to believe in Him but also to love Him [1 Cor. 2:9]. To fear God, to worship God, and to believe in God (that is, to receive God) are all inadequate; to love Him is the indispensable requirement. To love God means to set our entire being—spirit, soul, and body, with the heart, soul, mind, and strength (Mark 12:30)—absolutely on Him, that is, to let our entire being be occupied by Him and lost in Him, so that He becomes everything to us and we are one with Him practically in our daily life. In this way we have the closest and most intimate fellowship with God, and we are able to enter into His heart and apprehend all its secrets (Psa. 73:25; 25:14). Thus, we not only realize but also experience, enjoy, and fully participate in these deep and hidden things of God.

First Corinthians 2:10 says that the Spirit searches all things.           The Greek word rendered “searches” includes active research and implies accurate knowledge gained not by discovering but by exploring. The Spirit of God explores the depths of God concerning Christ and shows them to us in our spirit for our realization and participation. The depths of God refers to the deep things of God, which are Christ in many aspects as our eternal portion, foreordained, prepared, and given to us freely by God. These have never arisen in man’s heart but are revealed to us in our spirit by God’s Spirit. Hence, in order to partake of them, we must be spiritual. We must move, act, and live in our spirit that we may enjoy Christ as everything to us. (Lifestudy of 1 Corinthians, 2nd ed., pp. 144-145)

When we love Him, not only does His Spirit abide in us but also He
Himself will manifest Himself to us [John 14:21]. This means that we have the presence of the One whom we love in our fellowship with Him...We need to be brought more and more into the manifestation of the Son to us, with the Father and the Son making an abode with us [v. 23]. We need to go up the stairway of the Lord’s salvation by loving Him. Then He will manifest Himself to us, and the Father and the Son will make Their abode with us for our enjoyment (CWWL, 1988, vol. 1, “Living in and with the Divine Trinity,” pp. 304-305)

Further Reading: CWWL, 1989, vol. 3, “The Experience and Growth in Life,” ch. 5; Life-study of 1 Corinthians, msg. 16

‹‹ HEILIG WOORD VOOR OCHTENDHERLEVING
WEEK 1 — DAG 1 ››
Ochtendvoeding

Marcus 12:30 En gij zult de Heere, uw God, liefhebben uit geheel uw hart en uit geheel uw ziel en uit geheel uw verstand en uit geheel uw kracht.

Johannes 14:23 Jezus antwoordde..., Indien iemand Mij liefheeft, zal hij Mijn woord bewaren, en Mijn Vader zal hem liefhebben, en Wij zullen tot hem komen en bij hem woning maken.

Wij Christenen zouden een rein geweten moeten houden, maar het hoofddoel van ons Christelijk leven is om Christus te leven. Christus leven zou ons doel moeten zijn... Christus leven zou primair moeten zijn. Alle problemen in ons Christelijk leven komen doordat wij Christus niet leven. Terwijl wij bezig zijn met onze dagelijkse activiteiten, zou ons leven niet die activiteiten moeten zijn, maar Christus. Onze geest zou geconcentreerd moeten zijn op Christus, maar deze concentratie van onze geest hangt af van onze liefde voor Christus. Dit is de reden waarom het Nieuwe Testament ons opdraagt ​​om Christus lief te hebben (Markus 12:30; Openbaring 2:4-5; Johannes 14:23; 21:15-17; 1 Petrus 1:8). Als we Christus niet liefhebben, kunnen we Hem niet leven, en Hem liefhebben is de beste manier om ons hele wezen op Hem te concentreren. Wanneer een jonge moeder een kind baart, is haar hele leven die nieuwe baby. Voor haar is leven haar nieuwe baby. Dit komt door haar liefde voor haar kind. Wanneer we Christus ten volle liefhebben, is ons hele wezen met Hem bezig en leven we Hem. Dit was Paulus' ervaring... Voor Paulus was blijven leven Christus, en als hij zou sterven, was het winst [Filippenzen 1:21]. Christus leven vereist dat we Hem ten volle liefhebben. Soms, wanneer we erg geboeid zijn door iets, zouden we die nacht een droom over dat ding hebben... Christus moet ons in zo'n mate boeien. (CWWL, 1989, deel 3, “De ervaring en groei in het leven,” pp. 30-31)

Lezing van vandaag

Om de diepe en verborgen dingen te realiseren en eraan deel te nemen die God voor ons heeft verordend en voorbereid, moeten we niet alleen in Hem geloven, maar ook van Hem houden [1 Kor. 2:9]. God vrezen, God aanbidden en in God geloven (dat wil zeggen, God ontvangen) zijn allemaal ontoereikend; Hem liefhebben is de onmisbare vereiste. God liefhebben betekent ons hele wezen – geest, ziel en lichaam, met het hart, de ziel, het verstand en de kracht (Marcus 12:30) – absoluut op Hem richten, dat wil zeggen, ons hele wezen door Hem laten innemen en in Hem laten verdwalen, zodat Hij alles voor ons wordt en wij praktisch één met Hem zijn in ons dagelijks leven. Op deze manier hebben we de nauwste en meest intieme gemeenschap met God, en kunnen we Zijn hart binnengaan en al zijn geheimen begrijpen (Ps. 73:25; 25:14). Zo realiseren we ons niet alleen, maar ervaren we ook, genieten we ervan en nemen we er volledig aan deel.

1 Korintiërs 2:10 zegt dat de Geest alle dingen onderzoekt. Het Griekse woord dat vertaald is met "onderzoeken" omvat actief onderzoek en impliceert nauwkeurige kennis die niet verkregen is door te ontdekken, maar door te verkennen. De Geest van God onderzoekt de diepten van God met betrekking tot Christus en toont ze aan ons in onze geest voor onze realisatie en deelname. De diepten van God verwijzen naar de diepe dingen van God, die Christus in vele aspecten zijn als ons eeuwige deel, voorbestemd, voorbereid en vrij aan ons gegeven door God. Deze zijn nooit in het hart van de mens ontstaan, maar worden aan ons in onze geest geopenbaard door Gods Geest. Daarom moeten we spiritueel zijn om eraan deel te kunnen nemen. We moeten bewegen, handelen en leven in onze geest, zodat we Christus kunnen genieten als alles voor ons. (Lifestudy of 1 Corinthians, 2nd ed., pp. 144-145) Wanneer we van Hem houden, verblijft niet alleen Zijn Geest in ons, maar zal Hij Zichzelf ook aan ons openbaren [Johannes 14:21]. Dit betekent dat we de aanwezigheid hebben van degene van wie we houden in onze gemeenschap met Hem... We moeten steeds meer in de manifestatie van de Zoon aan ons worden gebracht, waarbij de Vader en de Zoon een verblijfplaats bij ons maken [v. 23]. We moeten de trap van de redding van de Heer opgaan door Hem lief te hebben. Dan zal Hij Zich aan ons openbaren, en de Vader en de Zoon zullen Hun verblijfplaats bij ons maken voor ons genot (CWWL, 1988, vol. 1, "Leven in en met de Goddelijke Drie-eenheid", pp. 304-305) Verdere lectuur: CWWL, 1989, vol. 3, "De ervaring en groei in het leven", hfdst. 5; Levensstudie van 1 Korintiërs, msg. 16

‹‹ HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL
WEEK 1 — DAY 2 ››
Morning Nourishment

1 John 4:19 We love because He first loved us.
2 Cor. 2:10 But whom you forgive anything, I also forgive;...What I have forgiven, if I have forgiven anything, it is for your sake in the person of Christ.

God first loved us [1 John 4:19] in that He has infused us with His love and generated within us the love with which we love Him and love the brothers (vv. 20-21)...He who hates a brother habitually proves that he is not abiding in the divine love or in the divine light (2:9-11). When we abide in the Lord, we abide both in the divine love and in the divine light. We do not hate the brothers but love them habitually, living the divine life in the divine light and the divine love.

In 4:21 John says, “And this commandment we have from Him, that he who loves God love his brother also.” The commandment here is the
commandment of brotherly love (2:7-11; John 13:34). It is possible to summarize John’s writing here in a simple way: God is love, and if we abide in Him, we will love the brothers with Him as our love. This is John’s basic thought in these verses (Life-study of 1 John, 2nd ed., p.
310)

Today’s Reading

Second Corinthians 2:10 mentions “the person of Christ.” The American Standard Version translates this phrase as “the presence of Christ.” In the original Greek text the common word for presence is parousia. But the word for person here is prosopon. Paul said, “Whom you forgive anything, I also forgive; for also what I have forgiven, if I have forgiven anything, it is for your sake in the person of Christ.” Paul forgave a brother in the person of Christ. This Greek word means the face, the part around the eyes, which is the index of all the inward thoughts and feelings to signify the presentation of the whole person. The part of the face around the eyes is the index of all the inward thoughts and feelings, signifying what a person is thinking and how he feels within. Paul forgave that brother in the person of Christ, according to the index of His whole person expressed in His eyes. Paul lived
not only in the presence of the Lord but also in the index of the inward feelings and thoughts of Christ. This is so deep, so tender, and so delicate.

I cannot fully express the feeling I had within when I discovered the
meaning of this word person. I bowed before the Lord and said, “Lord, for all these years I have never realized that I have to live not merely in Your presence but in Your person in such a tender way.” It is not just to live in His
presence but even more to live in His person...We may say that we live, act, and behave in the presence of the Lord, but who behaves himself in the person of Christ...? But here in 2:10 there is a phrase telling us that Paul was
such a person, behaving himself all the time in the index of the Lord’s eyes, the index of His inward feelings and thoughts, in His person.

Paul looked at the index of the Lord’s eyes, and he knew that he had to forgive that brother. He forgave him not according to his feeling, not according to his thought, but according to the feeling, the thought, of the Indweller within him. He was behaving himself in the person of Christ. When he forgave, he forgave in the person of Christ. He wanted to let the Corinthians know that he did not forgive according to himself or according to his flesh but in the person of Christ. This is what it means to live by Christ. The apostle Paul had been reduced to such an extent that he never behaved himself in his person. He behaved himself in the person of Christ, in
the face, in the thought, in the expression of the feeling of Christ. To live in the person of Christ is so tender and so deep. Paul was a person reduced tonothing except taking Christ as his person. He behaved himself in the person of Christ. (CWWL, 1967, vol. 2, “An Autobiography of a Person in the Spirit,” pp. 158-159)

Further Reading: Life-study of 1 John, msg. 35; Life-study of Luke, msg. 25; CWWL, 1967, vol. 2, “An Autobiography of a Person in the Spirit,” ch. 4

‹‹ HEILIG WOORD VOOR OCHTENDHERLEVING
WEEK 1 — DAG 2 ››
Ochtendvoeding

1 Johannes 4:19 Wij hebben lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad.
2 Kor. 2:10 Maar wie u iets vergeeft, vergeef ik ook;...Wat ik vergeven heb, indien ik iets vergeven heb, is het om uwentwil in de persoon van Christus.

God heeft ons het eerst liefgehad [1 Johannes 4:19] doordat Hij ons met Zijn liefde heeft vervuld en in ons de liefde heeft opgewekt waarmee wij Hem liefhebben en de broeders liefhebben (vv. 20-21)...Hij die gewoonlijk een broeder haat, bewijst dat hij niet in de goddelijke liefde of in het goddelijke licht verblijft (2:9-11). Wanneer wij in de Heer verblijven, verblijven wij zowel in de goddelijke liefde als in het goddelijke licht. Wij haten de broeders niet, maar houden van hen, leven het goddelijke leven in het goddelijke licht en de goddelijke liefde. In 4:21 zegt Johannes: "En dit gebod hebben wij van Hem, dat wie God liefheeft, ook zijn broeder moet liefhebben." Het gebod hier is het
gebod van broederlijke liefde (2:7-11; Johannes 13:34). Het is mogelijk om Johannes' schrijven hier op een eenvoudige manier samen te vatten: God is liefde, en als we in Hem blijven, zullen we de broeders met Hem liefhebben als onze liefde. Dit is Johannes' basisgedachte in deze verzen (Levensstudie van 1 Johannes, 2e ed., p.
310)

Lezing van vandaag

Twee Korintiërs 2:10 vermeldt "de persoon van Christus." De American Standard Version vertaalt deze zin als "de aanwezigheid van Christus." In de oorspronkelijke Griekse tekst is het gebruikelijke woord voor aanwezigheid parousia. Maar het woord voor persoon hier is prosopon. Paulus zei: "Wie u iets vergeeft, vergeef ik ook; want ook wat ik heb vergeven, als ik iets heb vergeven, is het voor u in de persoon van Christus.” Paulus vergaf een broeder in de persoon van Christus. Dit Griekse woord betekent het gezicht, het deel rond de ogen, dat de index is van alle innerlijke gedachten en gevoelens om de presentatie van de hele persoon aan te duiden. Het deel van het gezicht rond de ogen is de index van alle innerlijke gedachten en gevoelens, wat aangeeft wat een persoon denkt en hoe hij zich van binnen voelt. Paulus vergaf die broeder in de persoon van Christus, volgens de index van Zijn hele persoon uitgedrukt in Zijn ogen. Paulus leefde
niet alleen in de aanwezigheid van de Heer, maar ook in de index van de innerlijke gevoelens en gedachten van Christus. Dit is zo diep, zo teder en zo delicaat.

Ik kan het gevoel dat ik van binnen had toen ik de
betekenis van dit woord persoon ontdekte, niet volledig uitdrukken. Ik boog voor de Heer en zei: “Heer, al die jaren heb ik nooit beseft dat ik niet alleen in Uw aanwezigheid moet leven, maar in Uw persoon op zo'n tedere manier.” Het is niet alleen om in Zijn
aanwezigheid te leven, maar nog meer om in Zijn persoon te leven...We kunnen zeggen dat we leven, handelen en ons gedragen in de aanwezigheid van de Heer, maar wie gedraagt ​​zich in de persoon van Christus...? Maar hier in 2:10 staat een zin die ons vertelt dat Paulus
zo'n persoon was, die zich de hele tijd gedroeg in de index van de ogen van de Heer, de index van Zijn innerlijke gevoelens en gedachten, in Zijn persoon.

Paulus keek naar de index van de ogen van de Heer en hij wist dat hij die broeder moest vergeven. Hij vergaf hem niet volgens zijn gevoel, niet volgens zijn gedachte, maar volgens het gevoel, de gedachte, van de Inwoner in hem. Hij gedroeg zich in de persoon van Christus. Toen hij vergaf, vergaf hij in de persoon van Christus. Hij wilde de Korintiërs laten weten dat hij niet vergaf volgens zichzelf of volgens zijn vlees, maar in de persoon van Christus. Dit is wat het betekent om door Christus te leven. De apostel Paulus was zo ver gereduceerd dat hij zich nooit gedroeg in zijn persoon. Hij gedroeg zich in de persoon van Christus, in
het gezicht, in de gedachte, in de uitdrukking van het gevoel van Christus. Leven in de persoon van Christus is zo teder en zo diep. Paulus was een persoon gereduceerd tot niets anders dan Christus als zijn persoon aannemen. Hij gedroeg zich in de persoon van Christus. (CWWL, 1967, vol. 2, “Een autobiografie van een persoon in de geest,” pp. 158-159)

Verdere lectuur: Levensstudie van 1 Johannes, msg. 35; Levensstudie van Lucas, msg. 25; CWWL, 1967, vol. 2, “Een autobiografie van een persoon in de geest,” hfdst. 4

‹ HOLY WORD FOR MORNING RVIVAL
WEEK 1 — DAY 3 ››
Morning Nourishment

Eph. 4:1-3 I beseech you therefore, I, the prisoner in the Lord, to walk worthily of the calling with which you were called, with all lowliness and meekness, with long-suffering, bearing one another in love, being diligent to keep the oneness of the Spirit in the uniting bond of peace.

The first item of a walk worthy of God’s calling is to keep the oneness, and the second is to grow up into Christ the Head. The third item is to learn Christ as the reality is in Jesus.

In order to have the virtues spoken of in Ephesians 4:2, we need a transformed humanity. In our natural humanity there is no lowliness, meekness, or long-suffering. But these virtues are to be found in our transformed humanity, that is, in the humanity of Jesus... Meekness and lowliness are characteristics of the humanity of Jesus [Matt. 11:29]. Any meekness or lowliness that we may seem to have in ourselves is a pretense and cannot survive any real testing. Praise the Lord that the humanity of Jesus in His resurrection life can be ours today! The more we are transformed, the more of the humanity of Jesus we have. By
having the humanity of the resurrected Christ, we spontaneously have the virtues required to keep the oneness of the Spirit. (Life-study of Ephesians, 2nd ed., pp. 377, 296-297)

Today’s Reading

The genuine oneness in the Triune God is seen in the picture of the tabernacle with its forty-eight boards of acacia wood overlaid with gold. In themselves the boards were separate from one another, but in the gold they were one. The bars that held the boards together were also made of acacia wood overlaid with gold...The golden bars signify the uniting Spirit. The acacia wood signifies humanity, and the gold signifies the divine
nature...This indicates that the uniting Spirit is not merely the Holy Spirit of God but the Holy Spirit mingled with our spirit.

This mingled spirit is seen in Romans 8...The spirit in verse 4 is our human spirit mingled with God’s Holy Spirit. Furthermore, verse 16...clearly points to the mingled spirit, that is, the Spirit with our spirit. In the mingled
spirit, which constitutes the uniting bars, there is the transformed humanity with the virtues of lowliness, meekness, and long-suffering.

For years I tried to be meek and lowly, but I failed time after time.
Eventually, I learned that the lowliness, meekness, and long-suffering in Ephesians 4:2 are not to be found in our natural humanity but are characteristics of the transformed humanity, the humanity of Jesus Christ. This transformed humanity with all its virtues is typified by the acacia wood within the uniting bars. This indicates that in the uniting Spirit there is the transformed humanity, our humanity transformed by the resurrection life of Christ.

Keeping the oneness of the Spirit requires transformation...If you have not been transformed, you will not have the lowliness or the meekness necessary to keep the oneness. The more we have been transformed, the more we spontaneously inherit lowliness, meekness, and long-suffering. All these virtues are our heritage by transformation.

The oneness of the Spirit cannot be kept by babyish or childish Christians. It can be kept only by the transformed ones. Those who are natural and fleshly cannot be meek, lowly, or long-suffering. They cannot keep the oneness, because nothing in their natural being can ever enable them to keep it. Therefore, I wish to emphasize the fact once again that 4:2 implies the need of transformation. We have problems with oneness because we are so natural, so fleshly, and so much in ourselves. But if we have been transformed, we keep the oneness spontaneously because in our transformed
humanity we have lowliness, meekness, and long-suffering.

Ephesians 4:2 indicates the need of transformation, and 4:3 indicates the need of the cross. We need to be transformed in order to have lowliness, meekness, and long-suffering; and we need to be crossed out in order to have the uniting bond of peace. Then we will keep the oneness of the Spirit. (Life study of Ephesians, 2nd ed., pp. 297-299)

Further Reading: Life-study of Ephesians, msg. 36

‹ HEILIG WOORD VOOR DE OCHTENDOPLEVING
WEEK 1 — DAG 3 ››
Ochtendvoeding

Ef. 4:1-3 Ik vermaan u dan, ik, de gevangene in de Heer, te wandelen waardig aan de roeping waarmee u geroepen bent, met alle nederigheid en zachtmoedigheid, met lankmoedigheid, elkaar in liefde verdragend, u inspannend om de eenheid van de Geest te bewaren in de verenigende band van de vrede. Het eerste punt van een wandel waardig aan Gods roeping is om de eenheid te bewaren, en het tweede is om op te groeien in Christus het Hoofd. Het derde punt is om Christus te leren zoals de werkelijkheid is in Jezus. Om de deugden te hebben waarover in Efeziërs 4:2 wordt gesproken, hebben we een getransformeerde mensheid nodig. In onze natuurlijke mensheid is er geen nederigheid, zachtmoedigheid of lankmoedigheid. Maar deze deugden zijn te vinden in onze getransformeerde menselijkheid, dat wil zeggen, in de menselijkheid van Jezus... Zachtmoedigheid en nederigheid zijn kenmerken van de menselijkheid van Jezus [Matt. 11:29]. Alle zachtmoedigheid of nederigheid die we in onszelf lijken te hebben, is een schijnvertoning en kan geen enkele echte beproeving overleven. Prijs de Heer dat de menselijkheid van Jezus in Zijn opstandingsleven vandaag de dag de onze kan zijn! Hoe meer we getransformeerd worden, hoe meer van de menselijkheid van Jezus we hebben. Door de menselijkheid van de opgestane Christus te hebben, hebben we spontaan de deugden die nodig zijn om de eenheid van de Geest te bewaren. (Levensstudie van Efeziërs, 2e druk, pp. 377, 296-297)

Lezing van vandaag

De echte eenheid in de Drie-enige God is te zien in de afbeelding van de tabernakel met zijn achtenveertig planken van acaciahout, overtrokken met goud. Op zichzelf waren de planken gescheiden van elkaar, maar in het goud waren ze één. De staven die de planken bij elkaar hielden waren ook gemaakt van acaciahout, overtrokken met goud... De gouden staven symboliseren de verenigende Geest. Het acaciahout symboliseert de mensheid, en het goud symboliseert de goddelijke
natuur... Dit geeft aan dat de verenigende Geest niet alleen de Heilige Geest van God is, maar de Heilige Geest vermengd met onze geest.

Deze vermengde geest zien we in Romeinen 8... De geest in vers 4 is onze menselijke geest vermengd met Gods Heilige Geest. Bovendien wijst vers 16... duidelijk op de vermengde geest, dat wil zeggen, de Geest met onze geest. In de vermengde
geest, die de verenigende staven vormt, is er de getransformeerde mensheid met de deugden van nederigheid, zachtmoedigheid en lankmoedigheid.

Jarenlang heb ik geprobeerd zachtmoedig en nederig te zijn, maar keer op keer faalde ik.
Uiteindelijk leerde ik dat de nederigheid, zachtmoedigheid en lankmoedigheid in Efeziërs 4:2 niet te vinden zijn in onze natuurlijke menselijkheid, maar kenmerken zijn van de getransformeerde menselijkheid, de menselijkheid van Jezus Christus. Deze getransformeerde menselijkheid met al haar deugden wordt getypeerd door het acaciahout binnen de verenigende staven. Dit geeft aan dat in de verenigende Geest de getransformeerde menselijkheid aanwezig is, onze menselijkheid getransformeerd door het opstandingsleven van Christus.

Het bewaren van de eenheid van de Geest vereist transformatie... Als je niet getransformeerd bent, zul je niet de nederigheid of de zachtmoedigheid hebben die nodig zijn om de eenheid te bewaren. Hoe meer we getransformeerd zijn, hoe meer we spontaan nederigheid, zachtmoedigheid en lankmoedigheid erven. Al deze deugden zijn ons erfgoed door transformatie.

De eenheid van de Geest kan niet bewaard worden door kinderachtige of kinderlijke christenen. Het kan alleen bewaard worden door de getransformeerden. Degenen die natuurlijk en vleselijk zijn, kunnen niet zachtmoedig, nederig of lankmoedig zijn. Ze kunnen de eenheid niet bewaren, omdat niets in hun natuurlijke wezen hen ooit in staat kan stellen om het te bewaren. Daarom wil ik nogmaals benadrukken dat 4:2 de noodzaak van transformatie impliceert. We hebben problemen met eenheid omdat we zo natuurlijk, zo vleselijk en zo veel in onszelf zijn. Maar als we getransformeerd zijn, bewaren we de eenheid spontaan omdat we in onze getransformeerde
mensheid nederigheid, zachtmoedigheid en lankmoedigheid hebben.

Efeziërs 4:2 geeft de noodzaak van transformatie aan, en 4:3 geeft de noodzaak van het kruis aan. We moeten getransformeerd worden om nederigheid, zachtmoedigheid en lankmoedigheid te hebben; en we moeten doorgestreept worden om de verenigende band van vrede te hebben. Dan zullen we de eenheid van de Geest bewaren. (Levensstudie van Efeziërs, 2e ed., pp. 297-299)

Verdere lectuur: Levensstudie van Efeziërs, msg. 36

‹‹ HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL
WEEK 1 — DAY 4 ››
Morning Nourishment

Eph. 4:15 But holding to truth in love, we may grow up into Him in all things, who is the Head, Christ.

Eph. 5:15 Look therefore carefully how you walk, not as unwise, but as wise.

Eph. 5:18 And do not be drunk with wine, in which is dissoluteness, but be filled in spirit.

To live by being filled in spirit is the fifth item of a walk worthy of
God’s calling. The first four aspects of such a worthy walk are the keeping of the oneness, the growing up into the Head, the learning of Christ, and the living in love and light. In Ephesians 4 Paul speaks of keeping the oneness, of growing up into the Head, and of learning Christ. In chapter 5 he speaks of living in love and in light and of living
by being filled in spirit. Thus, in chapter 5 there are three crucial words: love, light, and spirit. Love and light are covered in the first fourteen verses. The next section of this chapter deals with the mingled spirit.

To be filled in spirit (v. 18) is to be filled in our regenerated spirit, the human spirit indwelt by the Spirit of God. Our spirit should not be
empty but should be filled with the riches of Christ unto all the fullness of God (3:19). All the items in 5:18—6:9 are related to the one matter of being filled in spirit. Many readers of this chapter pay attention to such details as wives submitting to their own husbands or husbands
loving their wives, but they fail to see the source of all these virtues, that is, being filled in spirit. When we are filled in our spirit with Christ unto all the fullness of God, then wives will be subject to their husbands, husbands will love their wives, parents will care for their children, slaves will obey their masters, and masters will treat their laves in a proper way. All these things are the issue of being filled in spirit. (Life-study of Ephesians, 2nd ed., pp. 419-420)

Today’s Reading

If our spirit is flat, it needs to be filled with pneuma. We need to go to the heavenly “filling station” and get our spirit filled with pneuma. In this way we will be filled in spirit. According to Ephesians 3, we are to be filled with the riches of Christ unto all the fullness of God. If our spirit is filled with the riches of Christ, we will have no problems in our Christian life.

Living by being filled in spirit is the fifth aspect of a walk worthy of God’s calling. The first aspect is the keeping of the oneness. This is for the Body life, the church life. The second aspect is the growing up into Christ the Head in all things. This is for the building. Following this, we learn
Christ by being placed into the mold, the standard of a living according to the reality in Jesus. We Christians have a high standard with an uplifted principle to govern our daily walk. To learn Christ is to take Him as the standard and to take His life as the principle. Fourth, a life worthy of God’s calling is a life in love and in light. We must live not only according to reality (truth) and by grace but also in light and in love. We need to be those who live in intimacy with God and walk in His presence. Our daily life must be altogether according to God’s heart and in His presence. If we have these four aspects of a worthy walk, we will spontaneously be filled in our spirit.

These five items are arranged in a marvelous sequence. First, we keep the oneness, and then we grow in Christ. After this, we learn Christ and live in love and in light. Then we are spontaneously filled in our spirit with the riches of Christ unto all the fullness of God. Out of this inner filling will come submission, love, obedience, care, and all the other attributes of a proper Christian life, church life, family life, and community life. Therefore, the fifth aspect of a walk worthy of God’s calling is the issue of the first four aspects; that is, it is the issue of keeping the oneness, growing in Christ, learning Christ, and living in love and in light. What a life we have when we demonstrate these five aspects of a worthy walk! If we are filled inwardly unto the fullness of God, there will be no problems at home, in the church, or in the community. This is the crucial point in this message. (Life-study of Ephesians, 2nd ed., pp. 420-421)

Further Reading: Life-study of Ephesians, msg. 51

‹‹ HEILIG WOORD VOOR OCHTENDHERLEVING
WEEK 1 — DAG 4 ››
Ochtendvoeding

Ef. 4:15 Maar door de waarheid in liefde te behouden, mogen wij in alles opgroeien naar Hem toe, Die het Hoofd is, Christus.

Ef. 5:15 Let daarom goed op hoe u wandelt, niet als onverstandigen, maar als wijzen.

Ef. 5:18 En word niet dronken van wijn, waarin losbandigheid is, maar word vervuld in de geest.

Leven door vervuld te worden in de geest is het vijfde onderdeel van een wandel die waardig is aan Gods roeping. De eerste vier aspecten van zo'n waardige wandel zijn het bewaren van de eenheid, het opgroeien in het Hoofd, het leren van Christus en het leven in liefde en licht. In Ef. 4 spreekt Paulus over het bewaren van de eenheid, het opgroeien in het Hoofd en het leren van Christus. In hoofdstuk 5 spreekt hij over leven in liefde en in licht en over leven door vervuld te zijn van geest. Zo staan ​​er in hoofdstuk 5 drie cruciale woorden: liefde, licht en geest. Liefde en licht worden behandeld in de eerste veertien verzen. Het volgende gedeelte van dit hoofdstuk gaat over de gemengde geest. Vervuld worden van geest (vs. 18) betekent vervuld worden van onze wedergeboren geest, de menselijke geest die bewoond wordt door de Geest van God. Onze geest zou niet
leeg moeten zijn, maar vervuld moeten worden met de rijkdommen van Christus tot in de volheid van God (3:19). Alle items in 5:18-6:9 zijn gerelateerd aan de ene kwestie van vervuld worden van geest. Veel lezers van dit hoofdstuk letten op details als vrouwen die zich onderwerpen aan hun eigen echtgenoten of echtgenoten die
hun vrouwen liefhebben, maar ze zien de bron van al deze deugden niet, namelijk vervuld worden van geest. Wanneer we in onze geest vervuld zijn met Christus tot in de volheid van God, dan zullen vrouwen onderworpen zijn aan hun echtgenoten, zullen echtgenoten van hun vrouwen houden, zullen ouders voor hun kinderen zorgen, zullen slaven hun meesters gehoorzamen en zullen meesters hun slaven op een juiste manier behandelen. Al deze dingen zijn het probleem van vervuld zijn in de geest. (Levensstudie van Efeziërs, 2e druk, pp. 419-420)

Lezing van vandaag

Als onze geest plat is, moet hij gevuld worden met pneuma. We moeten naar het hemelse "vulstation" gaan en onze geest laten vullen met pneuma. Op deze manier zullen we vervuld worden in de geest. Volgens Efeziërs 3 moeten we vervuld worden met de rijkdommen van Christus tot in de volheid van God. Als onze geest vervuld is met de rijkdommen van Christus, zullen we geen problemen hebben in ons christelijke leven.

Leven door vervuld te zijn in de geest is het vijfde aspect van een wandel die Gods roeping waardig is. Het eerste aspect is het bewaren van de eenheid. Dit is voor het Lichaamsleven, het kerkelijk leven. Het tweede aspect is het opgroeien in Christus het Hoofd in alle dingen. Dit is voor het gebouw. ​​Hierna leren we
Christus door in de mal te worden geplaatst, de standaard van een leven volgens de realiteit in Jezus. Wij christenen hebben een hoge standaard met een verheven principe om onze dagelijkse wandel te bepalen. Christus leren is Hem als de standaard nemen en Zijn leven als het principe nemen. Ten vierde is een leven dat Gods roeping waardig is een leven in liefde en in licht. We moeten niet alleen leven volgens de realiteit (waarheid) en door genade, maar ook in licht en in liefde. We moeten degenen zijn die in intimiteit met God leven en in Zijn aanwezigheid wandelen. Ons dagelijks leven moet geheel in overeenstemming zijn met Gods hart en in Zijn aanwezigheid. Als we deze vier aspecten van een waardige wandel hebben, zullen we spontaan vervuld worden in onze geest.

Deze vijf items zijn gerangschikt in een prachtige volgorde. Eerst bewaren we de eenheid, en dan groeien we in Christus. Hierna leren we Christus kennen en leven we in liefde en in licht. Dan worden we spontaan vervuld in onze geest met de rijkdommen van Christus tot in de volheid van God. Uit deze innerlijke vervulling zullen onderwerping, liefde, gehoorzaamheid, zorg en alle andere eigenschappen van een goed christelijk leven, kerkelijk leven, gezinsleven en gemeenschapsleven voortkomen. Daarom is het vijfde aspect van een wandel die Gods roeping waardig is, de kwestie van de eerste vier aspecten; dat wil zeggen, het is de kwestie van het bewaren van de eenheid, groeien in Christus, Christus leren kennen en leven in liefde en in licht. Wat een leven hebben we als we deze vijf aspecten van een waardige wandel demonstreren! Als we innerlijk vervuld zijn tot de volheid van God, zullen er thuis, in de kerk of in de gemeenschap geen problemen zijn. Dit is het cruciale punt in deze boodschap. (Levensstudie van Efeziërs, 2e ed., pp. 420-421)

Verder lezen: Levensstudie van Efeziërs, msg. 51

‹‹ HOLY WORD FOR MORNING RÈVIVAL
WEEK 1 — DAY 5 ››
Morning Nourishment

Jer. 48:11 Moab has been at ease from his youth;...and has not been emptied from vessel to vessel; nor has he gone into exile. Therefore his taste remains in him, and his scent is not changed.

Heb. 12:11
Now no discipline at the present time seems to be a matter of joy, but of grief; but afterward it yields the peaceable fruit of righteousness to those who have been exercised by it.

Jeremiah 48:11 describes those who have never suffered any chastisement or sufferings before the Lord. The Moabites had been at ease from their youth. They experienced no suffering or pain. What did such ease produce? They became like wine settled on its lees. If a person brews liquor from grapes or other kinds of fruit, the wine surfaces to the top, while the lees settle to the bottom. The wine floats, while the lees sink. In order to clear the wine, it has to be poured from vessel to vessel... One pouring is not enough; some lees are bound to escape into the other vessel. This is why he has to do this again... He has to keep pouring until no lees are left in the wine. God said that Moab had been at ease from his youth and had settled on his lees. He had not been emptied from vessel to vessel, and his lees always followed him. One must be emptied from vessel to vessel if he wants to do away with the lees. He has to be poured out again and again until one day the lees at the bottom are gone. Moab was full of lees; although he was clear at the top, he was not emptied at the bottom. Those who have never gone through trials and chastisement have never been emptied from vessel to vessel. (CWWN, vol. 50, “Messages for Building Up New Believers

Today’s Reading

To be at ease is not a good thing. Brothers and sisters, God wants to purify us. This is why He disciplines and scourges us. Never consider ease and comfort to be something good. Moab’s ease caused him to remain Moab forever!

Here are some sobering words: “His taste remains in him, / And his scent is not changed.” Because Moab was not emptied from vat to vat, from pot to pot, and from vessel to vessel, and because he was never disciplined and dealt with by God, his taste remained in him and his scent never changed!

Brothers, this is why God has to work on you. He wants to take away your taste and change your scent. God does not want your own taste and scent...You had a certain kind of taste before you believed in the Lord. Today you may have been a believer for ten years, yet your taste is still the same. Your scent remains the same as it was before you believed in the Lord. The word scent in Hebrew means “smell,” which is the flavor of something in its original state. You had a certain smell before you were saved. Today you have the same smell; there is no change in you at all.

God’s discipline is indeed precious! He wants to uproot us and to empty us from vessel to vessel. God disciplines us and deals with us in many ways so that we may lose our original smell and yield the peaceable fruit...of righteousness.

Please remember that the fruit is peaceable. A man must be at peace with God in order to obtain this fruit. The worst thing one can do is to murmur, to lose his peace, and to rebel during times of discipline. One can be grieved by the discipline, but he should not murmur or rebel. The problem with many people is that they have no peace. This is why we need the peaceable fruit when we are under discipline. If you want the peaceable fruit, you must first learn to accept the discipline. You must learn not to fight with God or argue with Him...Once you have the fruit of peace, you have the fruit of righteousness...If the inward fruit is peace, the outward expression is righteousness. If you have the fruit of peace within, you will spontaneously partake of God’s holiness.

Our hope is that God would constitute us with something, something called a holy character. (CWWN, vol. 50, “Messages for Building Up New Believers (3),” pp. 704-705)

Further Reading: CWWN, vol. 50, “Messages for Building Up New Believers (3),” chs. 41-42

‹‹ HEILIG WOORD VOOR DE OCHTENDHERLEVING
WEEK 1 — DAG 5 ››
Ochtendvoeding

Jer. 48:11 Moab heeft rust gehad van zijn jeugd af;...en is niet van vat tot vat geleegd; noch is hij in ballingschap gegaan. Daarom blijft zijn smaak in hem, en is zijn geur niet veranderd.

Heb. 12:11
Nu schijnt geen enkele tuchtiging op het ogenblik een zaak van vreugde te zijn, maar van droefheid; maar later brengt het de vreedzame vrucht van gerechtigheid voort voor hen die erdoor geoefend zijn.

Jeremia 48:11 beschrijft hen die nooit enige tuchtiging of lijden voor de Heer hebben geleden. De Moabieten hadden rust gehad van hun jeugd af. Zij hebben geen lijden of pijn ervaren. Wat bracht zo'n rust voort? Zij werden als wijn die op zijn droesem is blijven liggen. Als iemand drank brouwt van druiven of andere soorten fruit, komt de wijn naar boven, terwijl de droesem naar de bodem zakt. De wijn drijft, terwijl de droesem zinkt. Om de wijn te klaren, moet hij van vat naar vat worden gegoten... Eén keer gieten is niet genoeg; wat droesem zal onvermijdelijk in het andere vat lekken. Daarom moet hij dit opnieuw doen... Hij moet blijven gieten totdat er geen droesem meer in de wijn zit. God zei dat Moab zich vanaf zijn jeugd op zijn gemak had gevoeld en zich op zijn droesem had gevestigd. Hij was niet van vat naar vat geleegd, en zijn droesem volgde hem altijd. Men moet van vat naar vat worden geleegd als men van de droesem af wil. Hij moet steeds opnieuw worden uitgegoten totdat op een dag de droesem op de bodem verdwenen is. Moab zat vol droesem; hoewel hij bovenaan helder was, werd hij onderaan niet geleegd. Degenen die nooit beproevingen en tuchtigingen hebben doorstaan, zijn nooit van vat naar vat geleegd. (CWWN, deel 50, “Boodschappen voor het opbouwen van nieuwe gelovigen

Lezing van vandaag

Op je gemak zijn is niet goed. Broeders en zusters, God wil ons zuiveren. Daarom disciplineert en geselt Hij ons. Beschouw gemak en comfort nooit als iets goeds. Moabs gemak zorgde ervoor dat hij Moab bleef voor altijd! Hier zijn enkele ontnuchterende woorden: “Zijn smaak blijft in hem, / En zijn geur verandert niet.” Omdat Moab niet van vat tot vat, van pot tot pot en van vat tot vat werd leeggemaakt, en omdat hij nooit door God werd gedisciplineerd en behandeld, bleef zijn smaak in hem en veranderde zijn geur nooit!

Broeders, daarom moet God aan je werken. Hij wil je smaak wegnemen en je geur veranderen. God wil niet je eigen smaak en geur... Je had een bepaalde smaak voordat je in de Heer geloofde. Vandaag ben je misschien al tien jaar een gelovige, maar je smaak is nog steeds hetzelfde. Je geur blijft hetzelfde als voordat u in de Heer geloofde. Het woord geur in het Hebreeuws betekent "geur", wat de smaak is van iets in zijn oorspronkelijke staat. U had een bepaalde geur voordat u werd gered. Vandaag de dag heeft u dezelfde geur; er is helemaal geen verandering in u.

Gods discipline is inderdaad kostbaar! Hij wil ons ontwortelen en ons van vat tot vat leegmaken. God disciplineert ons en behandelt ons op vele manieren, zodat we onze oorspronkelijke geur verliezen en de vreedzame vrucht voortbrengen... van gerechtigheid.

Vergeet niet dat de vrucht vreedzaam is. Een mens moet in vrede zijn met God om deze vrucht te verkrijgen. Het ergste wat iemand kan doen, is mopperen, zijn vrede verliezen en rebelleren tijdens tijden van discipline. Iemand kan bedroefd zijn door de discipline, maar hij mag niet mopperen of rebelleren. Het probleem met veel mensen is dat ze geen vrede hebben. Daarom hebben we de vreedzame vrucht nodig wanneer we onder discipline staan. Als u de vreedzame vrucht wilt, moet u eerst leren de discipline te accepteren. Je moet leren om niet met God te vechten of met Hem te discussiëren... Als je eenmaal de vrucht van vrede hebt, heb je de vrucht van rechtvaardigheid... Als de innerlijke vrucht vrede is, is de uiterlijke uitdrukking rechtvaardigheid. Als je de vrucht van vrede in jezelf hebt, zul je spontaan deelhebben aan Gods heiligheid.

Onze hoop is dat God ons met iets zou vormen, iets dat een heilig karakter wordt genoemd. (CWWN, vol. 50, "Boodschappen voor het opbouwen van nieuwe gelovigen (3)", pp. 704-705)

Verder lezen: CWWN, vol. 50, "Boodschappen voor het opbouwen van nieuwe gelovigen (3)", hfdst. 41-42

‹‹ HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL
WEEK 1 — DAY 6 ››
Morning Nourishment

2 Cor. 4:16 Therefore we do not lose heart; but though our outer man is decaying, yet our inner man is being renewed day by day.

Eph. 3:16-17 That He would grant you...to be strengthened with power through His Spirit into the inner man, that Christ may make His home in your hearts through faith...

Whatever we are by birth, whether good or bad, whether useful or not, is natural and altogether a hindrance to the Holy Spirit in constituting the divine life into our being. For this reason our natural strength, natural wisdom, natural cleverness, natural disposition, natural shortcomings, natural virtues, and natural attributes, plus our character and habits, must all be torn down in order that the Holy Spirit may form in us a new disposition, new character, new habits, new virtues, and new attributes. In order to accomplish this work of reconstitution, the Holy Spirit of God moves within us to enlighten, inspire, lead, and saturate us with the divine life. He also works in our environment to arrange every detail, person, matter, and thing in our situation to tear down what we are naturally. He may arrange to place a certain person in our home in order to tear down our natural quickness or slowness. He may arrange certain matters to abolish our natural cleverness or dullness. He may arrange another situation to tear down our natural wisdom or folly. He uses all kinds of persons, matters, and things to tear down all aspects of our natural being in order that He may conform us to the image of Christ (Watchman Nee—a Seer of the Divine Revelation in the Present Age, pp. 115-116)

Today’s Reading

The Holy Spirit dwelling in our spirit is confined and imprisoned by the outer man. For this reason the outer man must be broken that the inner man (the human spirit with the Holy Spirit) might be released [cf. 2 Cor. 4:16 (Watchman Nee—a Seer of the Divine Revelation in the Present Age, p. 117)

Why do so many people remain unchanged after being dealt with for years?...There are two main reasons.

First, these ones are living in darkness,...not [seeing] God’s hand. God is working and breaking, yet they do not know that God is doing the work. They are short of light, and they are not living in the light. They only see men, thinking that men are opposing them. Or they only see the environment, complaining that it is too harsh...May the Lord grant us the revelation to see God’s hand. May we kneel down and say, “This is You. This is You. I accept it.”...At a minimum we have to know that hand and see that it is not the world, our family, or the [saints] who are dealing with us...God is the One who is dealing with us...We have to accept and believe everything that the Lord has done. He can never be wrong in what He does.

Second, a person is not broken because he loves himself too much...When God plucks this self-love from us, we have to worship Him, saying, “Lord! If this is Your hand, I accept it from my heart.” We have to remember that all misunderstandings, complaints, and dissatisfactions arise from only one thing—secret self-love...Many times problems arise because we try to save ourselves...Self-love is the root of our problem. May the Lord speak within us today, and may we pray, “My God! I now see that everything comes from You...All of these things were done with only one purpose in mind—that
Your life would be expressed through me...Through self-love I have done many things to save myself, and I have wasted much of Your time. Today I see Your hand, and I willingly consecrate myself to You. I commit myself to Your hand once again.”

Hopefully the Lord will find a way through us. May our outer man be broken to such an extent that the inner man can be released and expressed. This is precious, and this is the way of the servants of the Lord. (CWWN, vol. 54, “The Breaking of the Outer Man and the Release of the Spirit,” pp. 157-159)

Further Reading: Watchman Nee—a Seer of the Divine Revelation in the Present Age, chs. 15-16

‹‹ HEILIG WOORD VOOR OCHTENDHERLEVING
WEEK 1 — DAG 6 ››
Ochtendvoeding

2 Kor. 4:16 Daarom verliezen wij de moed niet; maar al vervalt onze uiterlijke mens, toch wordt onze innerlijke mens van dag tot dag vernieuwd.

Ef. 3:16-17 Dat Hij u geve...met kracht gesterkt te worden door Zijn Geest in de innerlijke mens, opdat Christus door het geloof in uw harten kan wonen...

Wat wij ook zijn door geboorte, hetzij goed of slecht, hetzij nuttig of niet, is natuurlijk en geheel een belemmering voor de Heilige Geest om het goddelijke leven in ons wezen te vormen. Om deze reden moeten onze natuurlijke kracht, natuurlijke wijsheid, natuurlijke slimheid, natuurlijke aanleg, natuurlijke tekortkomingen, natuurlijke deugden en natuurlijke eigenschappen, plus ons karakter en onze gewoonten, allemaal worden afgebroken, zodat de Heilige Geest in ons een nieuwe aanleg, nieuw karakter, nieuwe gewoonten, nieuwe deugden en nieuwe eigenschappen kan vormen. Om dit werk van wederopbouw te volbrengen, beweegt de Heilige Geest van God in ons om ons te verlichten, te inspireren, te leiden en te verzadigen met het goddelijke leven. Hij werkt ook in onze omgeving om elk detail, persoon, zaak en ding in onze situatie te regelen om af te breken wat we van nature zijn. Hij kan regelen dat er een bepaalde persoon in ons huis komt om onze natuurlijke snelheid of traagheid af te breken. Hij kan bepaalde zaken regelen om onze natuurlijke slimheid of domheid af te schaffen. Hij kan een andere situatie regelen om onze natuurlijke wijsheid of dwaasheid af te breken. Hij gebruikt allerlei personen, zaken en dingen om alle aspecten van ons natuurlijke wezen af ​​te breken, zodat Hij ons kan conformeren aan het beeld van Christus (Watchman Nee—een ziener van de goddelijke openbaring in het huidige tijdperk, pp. 115-116)

Lezing van vandaag

De Heilige Geest die in onze geest woont, wordt beperkt en gevangen gehouden door de uiterlijke mens. Om deze reden moet de uiterlijke mens worden verbroken, zodat de innerlijke mens (de menselijke geest met de Heilige Geest) kan worden bevrijd [vgl. 2 Kor. 4:16 (Watchman Nee—een ziener van de goddelijke openbaring in het huidige tijdperk, p. 117)

Waarom blijven zoveel mensen onveranderd nadat ze jarenlang zijn behandeld?... Er zijn twee hoofdredenen.

Ten eerste leven deze mensen in duisternis,... en zien ze Gods hand niet. God werkt en breekt, maar ze weten niet dat God het werk doet. Ze hebben een tekort aan licht en ze leven niet in het licht. Ze zien alleen mensen, denkend dat mensen zich tegen hen verzetten. Of ze zien alleen de omgeving, klagend dat die te hard is... Moge de Heer ons de openbaring geven om Gods hand te zien. Mogen we knielen en zeggen: "Dit bent U. Dit bent U. Ik accepteer het."... Op zijn minst moeten we die hand kennen en zien dat het niet de wereld, onze familie of de [heiligen] zijn die met ons omgaan... God is degene die met ons omgaat... We moeten alles accepteren en geloven wat de Heer heeft gedaan. Hij kan nooit fout zijn in wat Hij doet.

Ten tweede is een persoon niet gebroken omdat hij teveel van zichzelf houdt... Wanneer God deze zelfliefde van ons afpakt, moeten we Hem aanbidden en zeggen: "Heer! Als dit Uw hand is, accepteer ik het met heel mijn hart." We moeten onthouden dat alle misverstanden, klachten en ontevredenheid voortkomen uit slechts één ding: geheime zelfliefde... Problemen ontstaan ​​vaak omdat we onszelf proberen te redden... Zelfliefde is de wortel van ons probleem. Moge de Heer vandaag in ons spreken en mogen we bidden: "Mijn God! Ik zie nu dat alles van U komt... Al deze dingen werden gedaan met slechts één doel voor ogen: dat
Uw leven door mij tot uitdrukking zou komen... Door zelfliefde heb ik veel gedaan om mezelf te redden en heb ik veel van Uw tijd verspild. Vandaag zie ik Uw hand en wijd ik mezelf gewillig aan U toe. Ik wijd mezelf opnieuw toe aan Uw hand."

Hopelijk vindt de Heer een weg door ons heen. Moge onze uiterlijke mens zozeer gebroken worden dat de innerlijke mens kan worden bevrijd en tot uitdrukking kan worden gebracht. Dit is kostbaar, en dit is de weg van de dienaren van de Heer. (CWWN, vol. 54, “The Breaking of the Outer Man and the Release of the Spirit,” pp. 157-159)

Verdere lectuur: Watchman Nee—een ziener van de goddelijke openbaring in het huidige tijdperk, hfdst. 15-16

HEILIG WOORD VOOR OCHTENDHERLEVING
WEEK 8 DAG 6
Ochtendvoeding

Ef. 4:11-12 En Hij heeft sommigen gegeven als apostelen, en sommigen als profeten, en sommigen als evangelisten, en sommigen als herders en leraars, om de heiligen toe te rusten tot het werk van de bediening, tot opbouw van het Lichaam van Christus.

De vele begaafde personen in [Efeziërs 4:11] hebben slechts één bediening, namelijk om Christus te bedienen voor de opbouw van het Lichaam van Christus, de kerk. Dit is de unieke bediening in de economie van het Nieuwe Testament (2 Kor. 4:1; 1 Tim. 1:12).

Volgens de grammaticale constructie [van Efeziërs 4:12] staat de zinsnede tot de opbouw van het Lichaam van Christus in appositie tot de zinsnede tot het werk van de bediening. Dit geeft aan dat beide zinnen naar hetzelfde verwijzen; daarom is het werk van de bediening de opbouw van het Lichaam. De apostelen, profeten, evangelisten, herders en leraren vervolmaken de heiligen voor het werk van de bediening. Het woord tot in vers 12 betekent "resulterend in", "met het doel van", of "met het oog op". Dit betekent dat de vervolmaking van de heiligen is voor het doel van de opbouw van het Lichaam van Christus. Wat de begaafde personen in vers 11 ook doen als het werk van de bediening, moet zijn voor de opbouw van het Lichaam van Christus. Deze opbouw wordt echter niet rechtstreeks bereikt door de begaafden, maar door de heiligen die zijn vervolmaakt door de begaafden. (De conclusie van het Nieuwe Testament, pp. 3420-3421)

De lezing van vandaag

Het werk van de bediening is zowel van de vervolmakenden als van de vervolmaakten; de opbouw van het Lichaam is niet alleen het werk van de apostelen en de andere begaafden, maar ook van alle vervolmaakte heiligen. Het unieke werk van de opbouw van het Lichaam van Christus is niet voornamelijk de verantwoordelijkheid van de begaafden, maar van alle heiligen. Zowel de begaafden, inclusief de leidende apostelen, als alle gelovigen, inclusief zelfs het kleinste lid, werken samen om het Lichaam op te bouwen.

De begaafden zijn voor de vervolmaking van de heiligen. De begaafden vervolmaken de heiligen in de goddelijke bedeling, zodat alle heiligen in staat zijn om het werk van de bediening van het Nieuwe Testament te doen, dat wil zeggen, het Lichaam van Christus op te bouwen. De begaafden vervolmaken de heiligen door hen te voeden volgens de boom des levens met de levensvoorziening voor hun groei in het leven (Gen. 2:9; 1 Kor. 3:2, 6). De begaafden vervolmaken de heiligen om te doen wat ze doen voor de directe opbouw van het Lichaam van Christus. De apostelen vervolmaken de heiligen door de kerken te bezoeken (Handelingen 15:36, 40-41; 20:20, 31), door brieven aan de kerken te schrijven (Kol. 4:16; 1 Kor. 1:2), en door hun medewerkers op bepaalde plaatsen te laten verblijven om de heiligen te vervolmaken (1 Tim. 1:3-4; 3:15; Titus 1:5). De profeten vervolmaken de heiligen door hen te leren de Heer in mensen te spreken, door in de bijeenkomsten te spreken om een ​​model op te zetten, en door de heiligen te helpen een profetisch leven te leiden door elke ochtend nieuw leven in te blazen en elke dag te overwinnen (Handelingen 13:1; 1 Kor. 14:31; Spr. 4:18). De evangelisten vervolmaken de heiligen door hen aan te sporen om te branden in de geest van het evangelieprediken, door hen te onderwijzen met evangeliewaarheden, door hen te trainen om het evangelie te prediken, door de heiligen te helpen toegerust te worden met de kracht van de economische Geest, en door een voorbeeld te stellen van het liefhebben van de zondaars en voor hen te bidden (2 Tim. 4:5). De herder-leraren vervolmaken de heiligen door de jonge heiligen te hoeden, te voeden en te voeden en de groeiende heiligen te onderwijzen (Hand. 11:25-26; 13:1). Het resultaat van deze vervolmaking is dat we allemaal zullen komen tot de eenheid van het geloof en van de volledige kennis van de Zoon van God, tot een volwassen man, en tot de maat van de grootte van de volheid van Christus (Ef. 4:13; vgl. Joh. 17:23).

Om vervolmaakt te worden, moeten we aandacht besteden aan het leven en aan het functioneren. De manier om vervolmaakt te worden, is door te groeien in het leven en bekwaam te worden in het functioneren. Het Griekse woord dat in Efeziërs 4:12 met "perfectioneren" is vertaald, betekent ook "completeren", "toerusten" en "inrichten". Een heilige perfectioneren betekent hem completeren, hem toerusten en hem inrichten. Alleen door te groeien in het leven kunnen we compleet worden. (The Conclusion of the New Testament, pp. 3421-3422)

Verder lezen: CWWL, 1989, vol. 4, "The Advance of the Lord's Recovery Today", hfdst. 5

HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL
WEEK 8 DAY 6
Morning Nourishment

Eph. 4:11-12 And He Himself gave some as apostles and some as prophets and some as evangelists and some as shepherds and teachers, for the perfecting of the saints unto the work of the ministry, unto the building up of the Body of Christ.

The many gifted persons in [Ephesians 4:11] have only one ministry, that is, to minister Christ for the building up of the Body of Christ, the church. This is the unique ministry in the New Testament economy (2 Cor. 4:1; 1 Tim. 1:12).

According to the grammatical construction [of Ephesians 4:12], the phrase unto the building up of the Body of Christ is in apposition to the phrase unto the work of the ministry. This indicates that both phrases refer to the same thing; hence, the work of the ministry is the building up of the Body. The apostles, prophets, evangelists, and shepherds and teachers perfect the saints unto the work of the ministry. The word unto in verse 12 means "resulting in," "for the purpose of," or "with a view to." This means that the perfecting of the saints is for the purpose of building up the Body of Christ. Whatever the gifted persons in verse 11 do as the work of the ministry must be for the building up of the Body of Christ. However, this building up is not accomplished directly by the gifted ones but by the saints who have been perfected by the gifted ones. (The Conclusion of the New Testament, pp. 3420-3421)

Today's Reading

The work of the ministry is both of the perfecting ones and the perfected ones; the building up of the Body is the work not only of the apostles and the other gifted ones but also of all the perfected saints. The unique work of building up the Body of Christ is the responsibility not mainly of the gifted ones but of all the saints. Both the gifted ones, including the leading apostles, and all the believers, including even the smallest member, work together to build up the Body.

The gifted persons are for the perfecting of the saints. The gifted persons perfect the saints in the divine dispensing in order that all the saints may be able to do the work of the New Testament ministry, that is, to build up the Body of Christ. The gifted persons perfect the saints by nourishing them according to the tree of life with the life supply for their growth in life (Gen. 2:9; 1 Cor. 3:2, 6). The gifted persons perfect the saints to do what they do for the direct building up of the Body of Christ. The apostles perfect the saints by visiting the churches (Acts 15:36, 40-41; 20:20, 31), by writing epistles to the churches (Col. 4:16; 1 Cor. 1:2), and by assigning their co-workers to stay in certain places to perfect the saints (1 Tim. 1:3-4; 3:15; Titus 1:5). The prophets perfect the saints by teaching them to speak the Lord into people, by speaking in the meetings to set up a model, and by helping the saints to live a prophesying life by being revived every morning and overcoming every day (Acts 13:1; 1 Cor. 14:31; Prov. 4:18). The evangelists perfect the saints by stirring them up to be burning in the gospel-preaching spirit, by teaching them with gospel truths, by training them to preach the gospel, by helping the saints to be equipped with the power of the economical Spirit, and by setting an example of loving the sinners and praying for them (2 Tim. 4:5). The shepherd-teachers perfect the saints by shepherding-feeding and nourishing the young saints and teaching the growing saints (Acts 11:25-26; 13:1). The result of this perfecting is that we will all arrive at the oneness of the faith and of the full knowledge of the Son of God, at a full-grown man, and at the measure of the stature of the fullness of Christ (Eph. 4:13; cf. John 17:23).

In order to be perfected, we must pay attention to life and to function. The way to be perfected is to grow in life and to become skillful in function. The Greek word rendered "perfecting" in Ephesians 4:12 also means "completing," "equipping," and "furnishing." To perfect a saint is to complete him, to equip him, and to furnish him. Only by growing in life can we be completed. (The Conclusion of the New Testament, pp. 3421-3422)

Further Reading: CWWL, 1989, vol. 4, "The Advance of the Lord's Recovery Today," ch. 5

HEILIG WOORD VOOR OCHTENDOPWEKKING
WEEK 8 - DAG 5
Ochtendvoeding

1 Kor. 1:10 En ik vermaan u, broeders, door de Naam van onze Heer Jezus Christus, dat u allen hetzelfde spreekt en dat er geen verdeeldheid onder u is, maar dat u één bent in hetzelfde denken en in dezelfde mening.

Ef. 4:12 Om de heiligen toe te rusten tot het werk van de bediening, tot opbouw van het Lichaam van Christus.

De bediening in het Nieuwe Testament is uniek één en gemeenschappelijk. Maar omdat deze bediening de dienst is van het Lichaam van Christus en omdat het Lichaam veel leden heeft, heeft elk lid zijn eigen bediening. Dus, volgens de leden, zijn er veel bedieningen; echter, volgens het Lichaam als geheel, is er slechts één bediening. Uw bediening mag niet gescheiden zijn van de gemeenschappelijke bediening. Het Lichaam heeft een gemeenschappelijke bediening en alle leden van het Lichaam hebben hun eigen bedieningen. Zoals we hebben gezien, zijn alle bedieningen van de leden bij elkaar opgeteld gelijk aan de gezamenlijke bediening. (CWWL, 1978, vol. 3, "Truth Messages," p. 319)

Lezing van vandaag

Als ik zeg dat we allemaal hetzelfde moeten bedienen, bedoel ik dat we hetzelfde moeten spreken volgens de weg van het Nieuwe Testament. De vier evangeliën spreken hetzelfde, maar ze spreken hetzelfde vanuit verschillende hoeken... Matteüs schreef vanuit de hoek van het koningschap; Marcus vanuit de hoek van dienstbaarheid; Lucas vanuit de hoek van verlossing door de juiste menselijkheid; en Johannes vanuit de hoek van Christus' goddelijkheid. In de evangeliën hebben we vier biografieën van één persoon; één persoon wordt vanuit verschillende hoeken bekeken. Ik hoop dat velen zullen opstaan ​​om hetzelfde te spreken vanuit verschillende hoeken. Dit ene ding is het herstel van Christus als leven en alles voor ons voor de opbouw van de plaatselijke kerken.

Ik hoop dat in de komende jaren veel van de jongeren over Christus zullen spreken voor de opbouw van het Lichaam. Ik heb niet de intentie om de enige te zijn die de bediening doet. Integendeel, ik verwacht dat de Heer er nog veel meer zal opwekken om de unieke bediening voort te zetten. We hebben allemaal een rol in deze bediening, die één bediening is met verschillende functies, verschillende hoeken en verschillende aspecten. Jij hebt jouw rol en ik de mijne. Wanneer we alle functies en aspecten hebben, hebben we de bediening van het Lichaam.

Sommigen die het herstel hebben verlaten, beschuldigen ons ervan hun bediening niet te accepteren. Maar hun bediening is een bediening van het ondermijnen en beschadigen van het herstel van de Heer. Hoe kunnen we de bedieningen accepteren van degenen die de intentie hebben gehad om het herstel van de Heer te ondermijnen en de basiszaken van het leven, inclusief het kruis, omver te werpen? Ik zeg dit niet uit een persoonlijk gevoel, maar uit bezorgdheid voor de waarheid. Ik heb geen enkele persoonlijke vijandschap jegens deze mensen; ik kan echter hun "bediening" niet accepteren, die eerder afbreekt dan opbouwt.

Onze praktijk is volgens de waarheid in het Nieuwe Testament. We zijn blij om te zien dat verschillende broeders verschillende aspecten of hoeken delen met betrekking tot Christus als leven voor de opbouw van de kerk in Zijn rijkdommen... Door de genade van de Heer doe ik wat ik zou moeten doen. Nu verwacht ik dat anderen hetzelfde zullen dienen vanuit verschillende hoeken... Veel broeders moeten opstaan ​​om te dienen met betrekking tot Christus voor de opbouw van het Lichaam. Hoe geweldig zou het zijn als velen dit zouden doen!

We moeten duidelijk zijn dat we geen mens volgen of iemand imiteren. We dienen echter hetzelfde vanuit verschillende hoeken en in verschillende aspecten. Door dit te doen worden de rijkdommen gemanifesteerd; toch hebben we een glorieuze eenheid. Dit is de ene bediening, die vele bedieningen omvat. We dienen allemaal Christus als leven en als alles voor de opbouw van de lokale kerken. Dit is het herstel van de Heer, dit is onze opdracht, dit is onze last en dit is onze bediening. Hoe gezegend zijn we om deel te hebben aan deze bediening! (CWWL, 1978, vol. 3, "Truth Messages," pp. 321-323)

Verder lezen: CWWL, 1978, vol. 3, "Crucial Principles for the Proper Church Life," hfdst. 4

HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL

WEEK 8- DAY 5

Morning Nourishment

1 Cor. 1:10 Now I beseech you, brothers, through the name of our Lord Jesus Christ, that you all speak the same thing and that there be no divisions among you, but that you be attuned in the same mind and in the same opinion. Eph. 4:12 For the perfecting of the saints unto the work of the ministry, unto the building up of the Body of Christ. The New Testament ministry is uniquely one and corporate. But because this ministry is the service of the Body of Christ and because the Body has many members, every member has its own ministry. Thus, according to the members, there are many ministries; however, according to the Body as a whole, there is just one ministry. Your ministry should not be separate from the corporate ministry. The Body has a corporate ministry, and all the members of the Body have their individual ministries. As we have seen, all the ministries of the members added together equal the corporate ministry. (CWWL, 1978, vol. 3, "Truth Messages," p. 319) Today's Reading When I say that we all should minister the same thing, I mean that we should speak the same thing according to the way of the New Testament. The four Gospels speak the same thing, but they speak the same thing from different angles... Matthew wrote from the angle of the kingship; Mark, from the angle of service; Luke, from the angle of redemption through the proper humanity; and John, from the angle of Christ's deity. In the Gospels we have four biographies of one person; one person is viewed from different angles. I hope that many will be raised up to speak the same thing from different angles. This one thing is the recovery of Christ as life and everything to us for the building up of the local churches. I hope that in the coming years many of the young people will speak of Christ for the building up of the Body. I have no intention of being the only one to minister. On the contrary, I expect the Lord to raise up many more to carry on the unique ministry. We all have a part in this ministry, which is one ministry with different functions, different angles, and different aspects. You have your part, and I have mine. When we have all the functions and aspects, we have the ministry of the Body. Some who have left the recovery accuse us of not accepting their ministry. But their ministry is a ministry of undermining and damaging the Lord's recovery. How can we possibly accept the ministries of those whose intention has been to undermine the Lord's recovery and to overthrow the basic matters of life, including the cross? I say this not out of any personal feeling but out of a concern for the truth. I have no personal enmity whatever toward these ones; however, I cannot accept their "ministry," which tears down rather than builds up. Our practice is according to the truth in the New Testament. We are glad to see different brothers share various aspects or angles concerning Christ as life for the building up of the church in His riches...By the Lord's mercy, I am doing what I should do. Now I expect that others will minister the same thing from different angles...Many brothers need to stand up to minister concerning Christ for the building up of the Body. How wonderful it would be if many did this! We need to be clear that we are not following a man or imitating anyone. However, we are ministering the same thing from different angles and in different aspects. By doing this the riches are manifest; yet we have a glorious oneness. This is the one ministry, which encompasses encompas many ministries. We all are ministering Christ as life and as everything for the building up of the local churches. This is the Lord's recovery, this is our commission, this is our burden, and this is our ministry. How blessed we are to have a part in this ministry! (CWWL, 1978, vol. 3, "Truth Messages," pp. 321-323) Further Reading: CWWL, 1978, vol. 3, "Crucial Principles for the Proper Church Life," ch. 4

HEILIG WOORD VOOR OCHTENDHERLEVING
WEEK 8 Dag 4
Ochtendvoeding

Handelingen 20:24 Maar ik acht mijn leven niet van waarde, alsof het kostbaar voor mijzelf is, opdat ik mijn loopbaan en de bediening die ik van de Heer Jezus ontvangen heb, mag volbrengen om plechtig te getuigen van het Evangelie van de genade van God.                         21:19 En nadat hij hen begroet had, verhaalde hij een voor een de dingen die God door zijn bediening onder de heidenen gedaan had. Hoewel deze verzen [Handelingen 1:17, 25; 2 Kor. 4:1; 1 Tim. 1:12] onthullen dat de bediening in het Nieuwe Testament collectief is, lijken bepaalde andere verzen aan te geven dat de bediening persoonlijk is... Handelingen 20:24 verwijst naar Paulus' persoonlijke bediening omdat Paulus spreekt over de bediening die hij van de Heer had ontvangen. Daarom is de bediening in dit vers de persoonlijke bediening. Handelingen 21:19 verwijst beslist en duidelijk [ook] naar Paulus' persoonlijke bediening... Andere verzen die lijken te verwijzen naar persoonlijke bediening zijn 2 Timotheüs 4:5 en Kolossenzen 4:17. In 2 Timotheüs 4:5 droeg Paulus Timotheüs op: "Volbreng uw bediening volledig", wat hem blijkbaar aanmoedigde om zijn persoonlijke bediening te vervullen. Kolossenzen 4:17 zegt: "Zeg tot Archippus: Let op de bediening die u in de Heer hebt ontvangen, dat u die vervult." Dit wijst duidelijk op Archippus' persoonlijke bediening. (CWWL, 1978, vol. 3, "Truth Messages", pp. 318-319)

Lezing van vandaag                                                                                         Bij het overwegen van de verzen die spreken over persoonlijke bediening, moeten we ons realiseren dat alle gelovigen leden zijn van het ene Lichaam. Als geheel heeft het Lichaam één gezamenlijke bediening, niet veel bedieningen. Hoewel er veel functies zijn in het Lichaam, is de bediening in het Lichaam één. Bijvoorbeeld,... mijn spreken is de bediening van mijn lichaam. Deze bediening is collectief. Echter, elk deel van mijn lichaam heeft ook zijn eigen bediening. De mond spreekt, de handen maken gebaren en de voeten bieden ondersteuning. Maar wanneer de bedieningen van alle leden bij elkaar worden opgeteld, vormen ze samen de unieke bediening van het lichaam. Dit voorbeeld geeft aan dat de vele bedieningen van de leden van het lichaam geen afzonderlijke bedieningen zijn, maar onderdeel van één collectieve bediening.

Wat betreft deze kwestie van de bediening, moeten we duidelijk zijn over zowel de waarheid in de Bijbel als over de situatie van het hedendaagse christendom. Oorspronkelijk, in de tijd van de apostelen, was er één lichaam met één bediening. Maar door de degradatie van de kerk ontstonden de afdelingen en denominaties. Nu heeft elke afdeling zijn eigen zogenaamde bediening... De ministers, pastors en predikanten in de verschillende denominaties werken aan het opbouwen van de denominaties, niet het lichaam. Omdat ieder zijn eigen denominatie opbouwt, kan hij niet samenwerken met anderen.

Wij kunnen niets te maken hebben met de denominaties. In het herstel van de Heer zijn wij voor het herstel van Christus als leven en alles voor ons voor de opbouw van de kerk. Voor de vervulling van Gods doel in Zijn herstel, moeten we terug naar het begin, terug naar het zuivere Woord. In het Nieuwe Testament is er één unieke bediening. Vanaf de tijd van de apostelen tot nu toe is deze bediening niet beëindigd. Ik geloof dat wij de voortzetting zijn van deze bediening. Ik ben blij te kunnen zeggen dat ik in deze bediening ben, dat ik deel uitmaak van deze bediening. Wij zijn in de unieke bediening volgens de economie van het Nieuwe Testament.

In de tijd van de apostelen waren er geen denominaties. Vanwege de degradatie van de kerk en het bestaan ​​van vele afdelingen, zijn er blijkbaar nu vele bedieningen. Kunnen wij in het herstel van de Heer, die delen in de unieke bediening, de voortzetting van de bediening van de apostelen, de bedieningen van de denominaties en afdelingen accepteren? Nee, dat kunnen we niet. Als we ze accepteren, zal het herstel worden beschadigd. De juiste bediening, de bediening volgens Gods economie van het Nieuwe Testament, is voor de opbouw van het Lichaam van Christus, maar de andere bedieningen zijn voor de opbouw van de denominaties. Omdat dit het geval is, kunnen we de bedieningen die de denominaties opbouwen niet ontvangen. (CWWL, 1978, vol. 3, "Truth Messages," pp. 319-320)

Verdere lectuur: CWWL, 1978, vol. 3, "Truth Messages," hfdst. 4

HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL
WEEK 8 Day 4
Morning Nourishment

Acts 20:24 But I consider my life of no account as if precious to myself, in order that I may finish my course and the ministry which I have received from the Lord Jesus to solemnly testify of the gospel of the grace of God.                                                                                     21:19 And having greeted them, he related one by one the things which God did among the Gentiles through his ministry.

Although these verses [Acts 1:17, 25; 2 Cor. 4:1; 1 Tim. 1:12] reveal that the ministry in the New Testament is corporate, certain other verses seem to indicate that the ministry is personal... Acts 20:24 refers to Paul's personal ministry because Paul speaks of the ministry which he had received from the Lord. Hence, the ministry in this verse is the personal ministry. Acts 21:19 definitely and clearly [also] refers to Paul's personal ministry... Other verses that seem to refer to personal ministry are 2 Timothy 4:5 and Colossians 4:17. In 2 Timothy 4:5 Paul charged Timothy, "Fully accomplish your ministry," apparently encouraging him to fulfill his personal ministry. Colossians 4:17 says, "Say to Archippus, Take heed to the ministry which you have received in the Lord, that you fulfill it." This evidently points to Archippus's personal ministry. (CWWL, 1978, vol. 3, "Truth Messages," pp. 318-319)

Today's Reading

In considering the verses that speak of personal ministry, we need to realize that all the believers are members of the one Body. As a whole, the Body has one corporate ministry, not many ministries. Although there are many functions in the Body, the ministry in the Body is one. For example,....my speaking is my body's ministry. This ministry is corporate. However, each part of my body also has its own ministry. The mouth speaks, the hands make gestures, and the feet render support. But when the ministries of all the members are added together they total the unique ministry of the body. This example indicates that the many ministries of the members of the Body are not separate ministries but part of one corporate ministry.

Regarding this matter of the ministry, we need to be clear both about the truth in the Bible and about the situation of today's Christianity. Originally, during the time of the apostles, there was one Body with one ministry. But due to the degradation of the church, the divisions and denominations came into existence. Now every division has its own so-called ministry... The ministers, pastors, and preachers in the various denominations are working to build up the denominations, not the Body. Because each is building up his own denomination, he cannot work together with others.

We can have nothing to do with the denominations. In the Lord's recovery we are for the recovery of Christ as life and everything to us for the building up of the church. For the fulfillment of God's purpose in His recovery, we need to go back to the beginning, back to the pure Word. In the New Testament there is one unique ministry. From the time of the apostles until now, this ministry has not been terminated. I believe that we are the continuation of this ministry. I am happy to say that I am in this ministry, that I am part of this ministry. We are in the unique ministry according to the New Testament economy.

At the time of the apostles there were no denominations. Because of the degradation of the church and the existence of many divisions, there apparently are now many ministries. Can we in the Lord's recovery, who share in the unique ministry, the continuation of the ministry of the apostles, accept the ministries of the denominations and divisions? No, we cannot. If we accept them, the recovery will be damaged. The proper ministry, the ministry according to God's New Testament economy, is for the building up of the Body of Christ, but the other ministries are for the building up of the denominations. Because this is the case, we cannot receive the ministries that build up the denominations. (CWWL, 1978, vol. 3, "Truth Messages," pp. 319-320)

Further Reading: CWWL, 1978, vol. 3, "Truth Messages," ch. 4

HEILIG WOORD VOOR OCHTENDOPWEKKING
WEEK 8 DAG 3
Ochtendvoeding

2 Kor. 3:6 Die ons ook bekwaam gemaakt heeft als dienaren van een nieuw verbond, dienaren niet van de letter, maar van de Geest; want de letter doodt, maar de Geest maakt levend.

1 Tim. 1:12 Ik dank Hem die mij kracht geeft, Christus Jezus, onze Heer, dat Hij mij getrouw heeft geacht, door mij aan te stellen voor de bediening.                                                                                                           De bediening in de economie van het Nieuwe Testament is een collectieve bediening, een bediening die duizenden begaafde mensen omvat... In 2 Korintiërs 4:1 zegt Paulus... niet: "Ik heb deze bediening" of "Wij hebben deze bedieningen"; hij zegt: "Deze bediening hebben." Paulus, zijn medewerkers en de andere apostelen hadden allemaal deze bediening, de ene bediening in het Nieuwe Testament.

De bediening is de dienst; alle dienaren zijn de dienende personen die deze dienst uitvoeren [2 Kor. 3:6]. De vele dienaren hebben niet veel diensten, maar één dienst, één bediening. In 1 Timotheüs 1:12... zegt Paulus niet: "Hij heeft mij aangesteld voor mijn bediening"; hij zegt dat de Heer hem heeft aangesteld voor de ene unieke, gezamenlijke bediening in het Nieuwe Testament. We moeten allemaal de Heer prijzen dat Hij ons door Zijn genade en barmhartigheid heeft aangesteld voor de gezamenlijke bediening die het Lichaam van Christus opbouwt. (CWWL, 1978, deel 3, "Truth Messages," p. 318)

Lezing van vandaag

De bediening duidt op de unieke bediening van het nieuwe verbond voor de opbouw van één gebouw, het Lichaam van Christus, en deze bediening is de unieke dienst van duizenden dienaren in het Nieuwe Testament. Elk lid van het Lichaam van Christus heeft een deel van deze bediening. Hoewel elke gelovige een deel van de bediening heeft, zijn hun delen geen afzonderlijke bedieningen, maar slechts delen van de ene bediening. Het uitvoeren van Gods nieuwe verbond vereist slechts één bediening. Als er meer dan één bediening is, zal dit tot problemen leiden. (CWWL, 1993, vol. 1, "The Ministry of the New Testament and the Teaching and Fellowship of the Apostles," p. 8

Met brief [in 2 Korintiërs 3:6] bedoelt Paulus de geschreven code van de wet. De Geest is de Geest van de levende God, met wie de apostel Christus in de gelovigen bedient. De apostolische bediening voor het Nieuwe Testament is niet van dode letters zoals de Mozaïsche bediening voor het Oude Testament, maar van de levende Geest, die leven geeft.

De letter die doodt is de letter van de wet [Rom. 7:9-11], die alleen van de mens eist, maar de mens niet van leven kan voorzien (Gal. 3:21)... De Geest, die de ultieme uitdrukking is van de verwerkte Drie-enige God, verleent het goddelijke leven, zelfs God Zelf, aan de apostelen en alle andere gelovigen, waardoor ze dienaren worden van een nieuw verbond, het verbond van het leven. Daarom is hun bediening er een die is samengesteld uit de Drie-enige God van het leven door Zijn levengevende Geest.

De Geest die in de gelovigen werkt, is de Geest van de bediening van het nieuwe verbond die leven geeft. In het leven zijn er veel elementen. De Geest transformeert ons niet alleen, maar vormt ook de bediening van het Nieuwe Testament. Daarom is de bediening van het Nieuwe Testament één met de transformerende Geest, en deze bediening is een transformerende bediening. Paulus' bediening was samengesteld uit en met de transformerende Geest. Toen Paulus diende, werkte de transformerende Geest in de heiligen. Wanneer we vandaag de dag luisteren naar iemand wiens spreken de bediening van het Nieuwe Testament is, werkt de Geest in ons om ons te transformeren, omdat het goddelijke element door de Geest in ons wezen wordt verdeeld. Dit is de Geest als het element dat ons voldoende dienaren van het nieuwe verbond maakt.

We moeten niet denken dat alleen de apostelen voldoende zijn als dienaren van het nieuwe verbond. We zijn allemaal dienaren, en God heeft ons bekwaam gemaakt om te dienen. God heeft ons competente dienaren gemaakt, niet van een verbond van letters, maar van een verbond van de Geest. Daarom moet alles wat we prediken of onderwijzen een woord zijn dat is samengesteld uit de Geest. (De conclusie van het Nieuwe Testament, pp. 1037-1038)

Verdere lectuur: CWWL, 1967, vol. 2, "Een autobiografie van een persoon in de geest", hfdst. 1; Watchman Nee-een ziener van de goddelijke openbaring in het huidige tijdperk, hfdst. 22

HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL
WEEK 8 DAY 3
Morning Nourishment

2 Cor. 3:6 Who has also made us sufficient as ministers of a new covenant, ministers not of the letter but of the Spirit; for the letter kills, but the Spirit gives life.

1 Tim. 1:12 I give thanks to Him who empowers me, Christ Jesus our Lord, that He has counted me faithful, appointing me to the ministry.

The ministry in the New Testament economy is a corporate ministry, a ministry that includes thousands of gifted people...In 2 Corinthians 4:1 Paul... does not say, "I have this ministry" or "We have these ministries"; he says, "Having this ministry." Paul, his co-workers, and the other apostles all had this ministry, the one ministry in the New Testament.

The ministry is the service; all the ministers are the serving ones carrying out this service [2 Cor. 3:6]. The many ministers do not have many services but one service, one ministry. In 1 Timothy 1:12...Paul does not say, "He appointed me to my ministry"; he says that the Lord appointed him to the one unique, corporate New Testament ministry. We all need to praise the Lord that by His mercy and grace He has appointed us to the corporate ministry that builds up the Body of Christ. (CWWL, 1978, vol. 3, "Truth Messages," p. 318)

 

Today's Reading

The ministry denotes the unique new covenant ministry for the building up of one building, the Body of Christ, and this ministry is the unique service of thousands of New Testament ministers. Every member of the Body of Christ has a part of this ministry. Although every believer has a part of the ministry, their parts are not separate ministries but are only parts of the one ministry. The carrying out of God's new covenant requires only one ministry. If there is more than one ministry, trouble will result. (CWWL, 1993, vol. 1, "The Ministry of the New Testament and the Teaching and Fellowship of the Apostles," p. 8

By letter [in 2 Corinthians 3:6] Paul means the written code of the law. The Spirit is the Spirit of the living God, with whom the apostle ministers Christ into the believers. The apostolic ministry for the New Testament is not of dead letters like the Mosaic ministry for the Old Testament but of the living Spirit, who gives life.

 

The letter that kills is the letter of the law [Rom. 7:9-11], which only requires of man but is unable to supply man with life (Gal. 3:21)...The Spirit, who is the ultimate expression of the processed Triune God, imparts the divine life, even God Himself, into the apostles and all other believers, making them ministers of a new covenant, the covenant of life. Hence, their ministry is one constituted of the Triune God of life by His life-giving Spirit.

 

The Spirit who works in the believers is the Spirit of the new covenant ministry that gives life. Within life there are many elements. The Spirit not only transforms us but also constitutes the New Testament ministry. Hence, the New Testament ministry is one with the transforming Spirit, and this ministry is a transforming ministry. Paul's ministry was constituted of and with the transforming Spirit. When Paul was ministering, the transforming Spirit was working in the saints. Today, when we listen to a person whose speaking is the New Testament ministry, the Spirit works in us to transform us as the divine element is being dispensed into our being by the Spirit. This is the Spirit as the element that makes us sufficient ministers of the new covenant.

We should not think that only the apostles are sufficient as ministers of the new covenant. We all are ministering ones, and God has made us competent to minister. God has made us competent ministers not of a covenant of letters but of a covenant of the Spirit. Therefore, whatever we preach or teach should be a word constituted of the Spirit. (The Conclusion of the New Testament, pp. 1037-1038)

Further Reading: CWWL, 1967, vol. 2, "An Autobiography of a Person in the Spirit," ch. 1; Watchman Nee-a Seer of the Divine Revelation in the Present Age, ch. 22

HEILIG WOORD VOOR OCHTENDHERLEVING
WEEK 8 DAG 2
Ochtendvoeding

2 Kor. 4:1 Daarom, aangezien wij deze bediening hebben, zoals ons barmhartigheid is betoond, verliezen wij de moed niet.

2 Tim. 4:5 Maar u, wees nuchter in alles, lijd kwaad, doe het werk van een evangelist, volbreng uw bediening ten volle.

Alle leden van het Lichaam van Christus die het werk van de bediening doen, nemen deel aan de unieke bediening van Gods Nieuwtestamentische economie (2 Kor. 4:1; 3:8-9). Deze unieke bediening is de bediening van de Geest, die leven geeft (v. 😎... Deze bediening is de bediening van gerechtigheid, die rechtvaardiging tot leven brengt (v. 9; Rom. 5:18b). De bediening van de wet was de bediening van veroordeling tot de dood, maar de bediening van het geloof, het Nieuwe Testament, is de bediening van rechtvaardiging tot leven, dus het is geheel organisch. Het werk van de bediening om het Lichaam van Christus op te bouwen, wordt rechtstreeks door de volmaakte heiligen verricht in de groei in het leven (Ef. 4:15-16). (CWWL, 1988, vol. 3, pp. 558-559)

De lezing van vandaag

In 2 Korintiërs 4:1 gebruikt Paulus het voornaamwoord wij, verwijzend naar veel dienaren. Vervolgens draagt ​​Paulus in 2 Timotheüs 4:5 Timotheüs op om zijn bediening volledig te volbrengen... Dit was Timotheüs' persoonlijke bediening, maar deze persoonlijke bediening was een onderdeel van de gezamenlijke bediening, "deze bediening" [2 Kor. 4:1], de unieke bediening van het Nieuwe Testament. De bediening in 2 Korintiërs 4:1 is de gezamenlijke bediening van alle Nieuwtestamentische dienaren. In deze gezamenlijke bediening had Paulus zijn deel, Petrus had zijn deel en Timotheüs had zijn deel. Alle dienaren hebben hun eigen deel van de bediening. Wanneer we alle delen bij elkaar optellen, hebben we "deze bediening", wat de Nieuwtestamentische bediening is.

Het werk van de Nieuwtestamentische bediening is om Gods Nieuwtestamentische economie met betrekking tot de kerk te volbrengen (Efeziërs 3:9-10) in de opbouw van het Lichaam van Christus. Efeziërs 4:12 zegt dat alle heiligen "tot het werk van de bediening" vervolmaakt moeten worden. Dit betekent dat honderden en zelfs duizenden heiligen tot het werk van de bediening vervolmaakt kunnen worden. In dit vers wordt de term de bediening gebruikt. Dit verwijst ongetwijfeld naar de unieke bediening van het Nieuwe Testament om Gods eeuwige doel uit te voeren, dat is vervat in het nieuwe verbond. Gods nieuwe verbond bevat Gods economie. Om deze economie uit te voeren is veel werk nodig, en dat werk is de bediening... [Efeziërs 4:12] geeft duidelijk aan dat het werk van de bediening het opbouwen van het Lichaam van Christus is.

In de afgelopen jaren hebben sommigen van de dissidenten gezegd dat ze alle bedieningen accepteren [wat betekent] veel bedieningen. Dit is echter onjuist. Aangezien er maar één nieuw verbond is, hoe kunnen er dan veel nieuwe verbondbedieningen zijn? Veel arbeiders kunnen een rol spelen bij het bouwen van een gebouw, maar ze voeren niet veel verschillende werken uit. In plaats daarvan voeren ze slechts één werk uit. Dat ene werk wordt niet gedaan volgens iemands mening, maar wordt uitgevoerd onder één opzichter, één meesterbouwer (1 Kor. 3:10) en volgens het unieke exemplaar van de blauwdruk. De ene blauwdruk elimineert alle meningen. Elk deel van het werk moet worden gedaan volgens de ene blauwdruk en onder leiding van de ene meesterbouwer. Op deze manier voeren alle arbeiders slechts één bouwwerk uit.

We kunnen spreken over Petrus' bediening, Paulus' bediening of Timotheüs' bediening, maar we moeten dat doen met het besef dat deze individuele bedieningen slechts kleine onderdelen zijn van "deze bediening", de unieke bediening van het Nieuwe Testament. "Deze bediening" impliceert en omvat alle stukken van de bediening van de bediening. Een legpuzzel toont niet twee plaatjes; elke puzzel toont slechts één plaatje. Deze afbeelding bestaat uit vele stukjes. Als we de stukjes op de juiste manier in elkaar kunnen zetten, zullen we uiteindelijk slechts één plaatje zien. Op dezelfde manier hebben we, wanneer we alle individuele bedieningen van de bedieningen van het Nieuwe Testament samenvoegen, slechts één bediening, de unieke bediening van het Nieuwe Testament.

(CWWL, 1993, vol. 1, "De bediening van het Nieuwe Testament en de leer en gemeenschap van de apostelen", pp. 6-8) Verdere lectuur: CWWL, 1988, vol. 3, "De opbouw van het lichaam van Christus", hfdst. 2; CWWL, 1988, deel 3, blz. 249-255

HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL
WEEK 8 DAY 2
Morning Nourishment

2 Cor. 4:1 Therefore having this ministry as we have been shown mercy, we do not lose heart.

2 Tim. 4:5 But you, be sober in all things, suffer evil, do the work of an evangelist, fully accomplish your ministry.

All the members of the Body of Christ who do the work of the ministry participate in the unique ministry of God's New Testament economy (2 Cor. 4:1; 3:8-9). This unique ministry is the ministry of the Spirit, who gives life (v. 😎... This ministry is the ministry of righteousness, which brings in justification unto life (v. 9; Rom. 5:18b). The ministry of the law was the ministry of condemnation unto death, but the ministry of the faith, the New Testament, is the ministry of justification unto life, so it is altogether organic. The work of the ministry to build up the Body of Christ is directly by the perfected saints in the growth in life (Eph. 4:15-16). (CWWL, 1988, vol. 3, pp. 558-559)

 

Today's Reading

In 2 Corinthians 4:1 Paul uses the pronoun we, referring to many ministers. Then in 2 Timothy 4:5 Paul charges Timothy to fully accomplish his ministry... This was Timothy's personal ministry, but this personal ministry was a part of the corporate ministry, "this ministry" [2 Cor. 4:1], the unique ministry of the New Testament. The ministry in 2 Corinthians 4:1 is the corporate ministry of all the New Testament ministers. In this corporate ministry Paul had his portion, Peter had his portion, and Timothy had his portion. All the ministers have their own portion of the ministry. When we add all the portions together, we have "this ministry," which is the New Testament ministry.

 

The work of the New Testament ministry is to accomplish God's New Testament economy concerning the church (Eph. 3:9-10) in the building up of the Body of Christ. Ephesians 4:12 says that all the saints need to be perfected "unto the work of the ministry." This means that hundreds and even thousands of saints can be perfected unto the work of the ministry. In this verse the term the ministry is used. No doubt this refers to the unique ministry of the New Testament to carry out God's eternal purpose, which is contained in the new covenant. God's new covenant contains God's economy. To carry out this economy requires much work, and that work is the ministry... [Ephesians 4:12] indicates clearly that to do the work of the ministry is to build up the Body of Christ.

 

In recent years some of the dissenting ones have said that they accept all ministries [meaning] many ministries. However, this is wrong. Since there is only one new covenant, how could there be many new covenant ministries? Many workers may have a part in constructing a building, but they do not carry out many different works. Rather, they carry out only one work. That one work is not done according to anyone's opinion but is carried out under one superintendent, one master builder (1 Cor. 3:10), and according to the unique copy of the blueprint. The one blueprint eliminates all opinions. Every part of the work must be done according to the one blueprint and under the leadership of the one master builder. In this way all the workers carry out only one building work.

 

We may speak of Peter's ministry, of Paul's ministry, or of Timothy's ministry, but we must do so with the realization that these individual ministries are only small parts of "this ministry," the unique ministry of the New Testament. "This ministry" implies and includes all the ministers' pieces of the ministry. A jigsaw puzzle does not portray two pictures; each puzzle shows only one picture. This picture is composed of many pieces. If we have the ability to put the pieces together properly, eventually we will see just one picture. Likewise, when we put all the individual ministries of the New Testament ministers together, we have just one ministry, the unique ministry of the New Testament.

(CWWL, 1993, vol. 1, "The Ministry of the New Testament and the Teaching and Fellowship of the Apostles," pp. 6-8) Further Reading: CWWL, 1988, vol. 3, "The Building Up of the Body of Christ," ch. 2; CWWL, 1988, vol. 3, pp. 249-255

Heilig Woord voor Ochtendopwekking
WEEK 8 - DAG 1
Ochtendvoeding

Handelingen 1:17 Want hij werd onder ons geteld en kreeg zijn deel van deze bediening toegewezen.

25 Om de plaats in te nemen van deze bediening en het apostelschap, waarvan Judas zich afkeerde om naar zijn eigen plaats te gaan. In de ogen van de Heer is er slechts één bediening in het Nieuwe Testament tijdperk... De twaalf apostelen waren allemaal in "deze bediening" [Handelingen 1:17, 25]. Dit geeft aan dat er één unieke bediening is in het Nieuwe Testament. Jaren geleden zag ik dit niet. Maar vanwege de controverse over het ontvangen van de bediening van anderen, heb ik tijd besteed aan het bestuderen van het zuivere Woord over deze kwestie. Mijn ogen zijn geopend om te zien dat de twaalf apostelen allemaal in "deze bediening" waren. Daarom, toen de apostelen baden over een vervanger voor Judas, vroegen ze de Heer om hun te laten zien wie Hij had gekozen om "de plaats in te nemen van deze bediening"    (v. 25). (CWWL, 1978, vol. 3, "Truth Messages," p. 317)

Vandaag lezen

Sommigen beweren dat "deze bediening" beperkt is tot de twaalf apostelen. Maar Efeziërs 4:11 en 12 zegt: "Hij heeft sommigen gegeven als apostelen en sommigen als profeten en sommigen als evangelisten en sommigen als herders en leraars, om de heiligen toe te rusten tot het werk van de bediening, tot opbouw van het lichaam van Christus." Vers 11 heeft betrekking op de hele periode van de apostelen tot de wederkomst van de Heer. In Gods economie van het Nieuwe Testament zijn er veel apostelen, profeten, evangelisten en herders en leraars... Merk op dat vers 12 niet zegt "het werk van de bedieningen" maar "het werk van de bediening." Hoewel er duizenden begaafde personen zijn, zijn ze allemaal voor het werk van de ene bediening. Tijdens het tijdperk van het Nieuwe Testament is Gods unieke bedoeling om het lichaam op te bouwen. God schiep het universum, vormde de mens en volbracht verlossing, allemaal voor dit doel. Voor dit ene doel heeft God één bediening. God heeft niet twee handelingen in dit tijdperk van het Nieuwe Testament; Hij heeft één handeling met één bediening. (CWWL, 1978, vol. 3, "Truth Messages," pp. 317-318) De unieke bediening van het Nieuwe Testament omvat alle werken (bedieningen) van alle apostelen, de dienaren van het nieuwe verbond. In 2 Korintiërs 3 wordt het meervoud van dienaren duidelijk gebruikt in vers 6, en het enkelvoud van bediening wordt gebruikt in vers 8 en 9. Dan zegt Paulus in 4:1: "Daarom verliezen wij de moed niet, omdat wij deze bediening hebben, zoals ons barmhartigheid is betoond." Hier gebruikt Paulus het meervoudsvoornaamwoord wij. Hij zegt niet dat hij (enkelvoud) deze bediening had; in plaats daarvan zegt hij dat wij (meervoud) deze bediening (enkelvoud) hebben. Wij omvat hier niet alleen Paulus, maar alle dienaren van het Nieuwe Testament. Dit alles geeft aan dat er één nieuwe verbondsbediening is van vele nieuwe verbondsdienaren. De eerste van de nieuwe verbondsdienaren waren de twaalf apostelen. In Handelingen 1:17 en 25 gebruikte Petrus de term deze bediening. Die bediening was de bediening van de twaalf apostelen, die de eerste twaalf Nieuwtestamentische dienaren waren. De bediening is de dienst, het werk, en de dienaren zijn de personen die dienen. De personen die dienen zijn velen. Na de twaalf apostelen traden vele dienaren, waaronder Paulus, Barnabas en vele anderen, toe tot de bediening. Hoewel de dienaren velen waren, hadden al deze vele dienaren slechts één bediening. Wanneer we al deze verzen samen beschouwen..., kunnen we een beeld zien dat ons duidelijk laat zien dat de Nieuwtestamentische bediening de dienst, het werk, in totaliteit is van alle Nieuwtestamentische dienaren. In deze bediening had Timotheüs een deel dat Timotheüs' bediening werd genoemd. U hebt ook een deel dat "uw bediening" wordt genoemd, en ik heb ook een deel dat "mijn bediening" wordt genoemd. Dit betekent echter niet dat er in het Nieuwe Testament één bediening is, en dat er naast deze ene bediening nog vele andere bedieningen zijn. De bediening van het Nieuwe Testament is uniek één, maar er zijn vele dienaren die een rol spelen in deze ene bediening.

(CWWL, 1993, vol. 1, "De bediening van het Nieuwe Testament en de leer en gemeenschap van de apostelen," pp. 5-7) Verdere lectuur: Levensstudie van 2 Timotheüs, msgs. 6-7; Levensstudie van 2 Korintiërs, msg. 48

Holy Word for Morning Revival
WEEK 8- DAY 1
Morning Nourishment

Acts 1:17 For he was numbered among us and was allotted his portion of this ministry.

25 To take the place of this ministry and apostleship, from which Judas turned aside to go to his own place.

In the eyes of the Lord there is just one ministry in the New Testament age... The twelve apostles were all in "this ministry" [Acts 1:17, 25]. This indicates that there is one unique ministry in the New Testament. Years ago, I did not see this. But because of the controversy regarding receiving the ministry of others, I have spent time to study the pure Word regarding this matter. My eyes have been opened to see that the twelve apostles were all in "this ministry."

Therefore, when the apostles prayed about a replacement for Judas, they asked the Lord to show them whom He had chosen to "take the place of this ministry" (v. 25). (CWWL, 1978, vol. 3, "Truth Messages," p. 317)

Today's Reading

Some may argue that "this ministry" is limited to the twelve apostles. But Ephesians 4:11 and 12 say, "He Himself gave some as apostles and some as prophets and some as evangelists and some as shepherds and teachers, for the perfecting of the saints unto the work of the ministry, unto the building up of the Body of Christ." Verse 11 is related to the whole period of time from the apostles until the Lord's second coming. In God's New Testament economy there are many apostles, prophets, evangelists, and shepherds and teachers... Notice that verse 12 does not say "the work of the ministries" but "the work of the ministry." Although there are thousands of gifted persons, all are for the work of the one ministry. During the New Testament age God's unique intention is to build up the Body. God created the universe, formed man, and accomplished redemption all for this. For this one purpose, God has one ministry. God does not have two operations in this New Testament age; He has one operation with one ministry. (CWWL, 1978, vol. 3, "Truth Messages," pp. 317-318) The unique ministry of the New Testament comprises all the works (ministries) of all the apostles, the ministers of the new covenant. In 2 Corinthians 3 the plural ministers is used clearly in verse 6, and the singular ministry is used in verses 8 and 9. Then, in 4:1 Paul says, "Therefore having this ministry as we have been shown mercy, we do not lose heart." Here Paul uses the plural pronoun we. He does not say that he (singular) had this ministry; rather, he says that we (plural) have this ministry (singular). We here includes not only Paul but all the New Testament ministers. All of this indicates that there is one new covenant ministry of many new covenant ministers. The first of the new covenant ministers were the twelve apostles. In Acts 1:17 and 25 Peter used the term this ministry. That ministry was the ministry of the twelve apostles, who were the first twelve New Testament ministers. The ministry is the service, the work, and the ministers are the persons who serve. The persons who serve are many. After the twelve apostles, many ministers, including Paul, Barnabas, and many others, entered into the ministry. Although the ministers were many, all these many ministers had only one ministry. When we consider all these verses together..., we can see a picture showing us clearly that the New Testament ministry is the service, the work, in totality of all the New Testament ministers. In this ministry Timothy had a part called Timothy's ministry. You also have a part called "your ministry," and I also have a part called "my ministry." However, this does not mean that in the New Testament there is one ministry, and then in addition to this one ministry there are many other ministries. The ministry of the New Testament is uniquely one, but there are many ministers who have a part in this one ministry.

(CWWL, 1993, vol. 1, "The Ministry of the New Testament and the Teaching and Fellowship of the Apostles," pp. 5-7)Further Reading: Life-study of 2 Timothy, msgs. 6-7; Life-study of 2 Corinthians, msg. 48

HEILIG WOORD VOOR OCHTENDHERLEVING
WEEK 6 DAG 6
Ochtendvoeding

2 Tim. 2:22...Streef naar gerechtigheid, geloof, liefde, vrede met hen die de Heer aanroepen uit een rein hart.

Mat. 5:8 Zalig zijn de reinen van hart, want zij zullen God zien.

Tijdens de verwoesting van de kerk kunnen alleen zij met een rein hart de weg vinden [2 Tim. 2:22]. In de verwoesting van de kerk kunnen veel mensen de weg niet vinden, omdat hun hart onrein is en ze niet in staat zijn de aard van dingen te onderscheiden.

Bij het aanraken van iemands werk moeten we de aard ervan onderscheiden... Onze aard moet goud en zilver zijn, en ons motief moet zuiver zijn... Iemand die voor de Heer werkt, moet een duidelijk motief hebben, geen troebel motief. Een duidelijk motief is zuiver; een troebel motief is gemengd en onzuiver. Paulus zegt dat sommigen Christus prediken vanwege afgunst (Fil. 1:15). Zulke personen kunnen ijverig zijn en goede resultaten behalen, maar als we hun motief onderzoeken, zien we dat hun harten niet zuiver zijn. (CWWL, 1956, deel 2, "Drie aspecten van de kerk, boek 2: De koers van de kerk", p. 297)

Lezing van vandaag

Degenen die zuiver van hart zijn, zullen anderen vinden die voor God leven als hun medewerkers. Omdat hun hart is behandeld, zijn ze in staat om de toestand van het hart van degenen met wie ze in contact komen te onderscheiden. De zuiveren van hart staan ​​samen om het getuigenis van de Heer te behouden, wandelen in de weg van de Heer en doen het werk van de Heer omdat hun harten innerlijk zuiver zijn, niet omdat ze hetzelfde doctrinaire standpunt delen. Verschillen in mening met betrekking tot de leer leiden tot verdeeldheid. Wanneer iemand die zuiver van hart is een andere persoon ontmoet die zuiver van hart is, kan hij gewillig de marteldood sterven voor die persoon en hem liefhebben alsof hij de Heer is. We krijgen de beste medewerkers en metgezellen als we zuiver van hart zijn.

Ik heb ongeveer twintig jaar samengewerkt met een andere broeder voordat hij overleed. Er waren geen problemen tussen ons omdat de Heer ons bij elkaar had gebracht. Ik voelde dat zijn hart voor niets anders was dan voor de Heer. Ik kan getuigen dat hij een hoge prijs voor de kerk heeft betaald en veel heeft geleden. Hij had echter nooit enig gevoel voor zichzelf en sprak ook niet voor zichzelf. Hij had een zuiver hart; dus dienden we de Heer samen in eendracht en wandelden we samen op de weg van de Heer. Alleen zij die zuiver van hart zijn, kunnen op de weg van de Heer wandelen.

Een zuiver hart zoekt alleen God en gebed impliceert dat er niets van het zelf is. Gebed betekent dat we de Heer toestaan ​​alles te doen volgens Zijn weg en niet volgens de mening van de mens. Als we dingen uit onszelf doen door menselijke methoden, meningen en macht, hebben we geen gebed nodig... Of we degenen kunnen vinden die de Heer heeft opgewekt om onze metgezellen te zijn, hangt niet alleen af ​​van de zuiverheid van ons hart, maar ook van de vraag of we alle activiteit van het zelf hebben gestopt. Hebben we onze bekwaamheid, slimheid, methoden en wijsheid gestopt? Onderwerpen we ons aan de Heer en zoeken we Zijn leiding, of staan ​​we op onze meningen? Als we onze meningen willen doordrukken, hoeven we niet te bidden; als we ons aan de Heer willen onderwerpen en Zijn leiding willen zoeken, moeten we bidden.

2 Timoteüs 2:22 zegt dat we "de Heer moeten aanroepen uit een rein hart." Onze focus ligt op het aanroepen van de Heer en het hebben van een rein hart. Alles wat van buitenaf aan ons fysieke lichaam wordt toegevoegd, kan niet één worden met ons lichaam. In hetzelfde principe, als wij degenen zijn die tot de Heer bidden uit een rein hart, kunnen we niet worden verbonden met iemand die dat niet doet. Dit is geen kwestie van sektarisme. Als we dit sektarisme noemen en proberen ons te verenigen met degenen die niet uit een rein hart bidden, zal God ons veroordelen, omdat Hij elke vermenging veroordeelt. De reinen van hart en degenen met een onrein hart, degenen die op de Heer vertrouwen en degenen die niet op de Heer vertrouwen, en degenen die door de Heer in hun werk worden geleid en degenen die volgens hun eigen methoden werken, mogen niet met elkaar worden vermengd. Geen enkele vermenging is door God goedgekeurd. (CWWL, 1956, vol. 2, "Drie aspecten van de kerk, boek 2: De koers van de kerk," pp. 299-300, 302)

Verdere lectuur: CWWL, 1956, vol. 2, "Drie aspecten van de kerk, boek 2: De koers van de kerk," hfdst. 6

HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL
WEEK 6 DAY 6
Morning Nourishment

2 Tim. 2:22...Pursue righteousness, faith, love, peace with those who call on the Lord out of a pure heart.

Matt. 5:8 Blessed are the pure in heart, for they shall see God.

During the desolation of the church, only those with a pure heart can find the way [2 Tim. 2:22].

In the desolation of the church many people cannot find the way, because their heart is impure, and they are unable to discern the nature of things.

In touching someone's work, we must discern its nature... Our nature must be gold and silver, and our motive must be pure... One who works for the Lord must have a clear motive, not a cloudy one. A clear motive is pure; a cloudy motive is mixed and impure. Paul says that some preach Christ because of envy (Phil. 1:15). Such persons may be zealous and obtain good results, but when we examine their motive, we see that their hearts are not pure. (CWWL, 1956, vol. 2, "Three Aspects of the Church, Book 2: The Course of the Church," p. 297)

Today's Reading

Those who are pure in heart will find others who live before God to be their co-workers. Since their heart has been dealt with, they are able to discern the condition of the heart of those they contact. The pure in heart stand together to maintain the Lord's testimony, walk in the Lord's way, and do the Lord's work because inwardly their hearts are pure, not because they share the same doctrinal viewpoint. Differences in opinion related to doctrine lead to divisions. When one who is pure in heart meets another person who is pure in heart, he can willingly be martyred for that person and love him as if he were the Lord. We gain the best co-workers and companions when we are pure in heart.

I coordinated with another brother for about twenty years before he passed away. There were no problems between us because the Lord brought us together. I felt that his heart was for nothing but the Lord. I can testify that he paid a great price for the church and suffered much. However, he never had any feeling for himself, nor did he speak for himself. He had a pure heart; thus, we served the Lord together in one accord and walked in the Lord's way together. Only those who are pure in heart can walk in the Lord's way.

A pure heart seeks only God, and prayer implies that there is nothing of the self. Prayer means that we allow the Lord to do everything according to His way and not according to man's opinion. If we do things out of ourselves by human methods, opinions, and power, we have no need of prayer... Whether we can find those whom the Lord has raised up to be our companions depends not only on the purity of our heart but also on whether we have stopped all the activity of the self. Have we stopped our ability, cleverness, methods, and wisdom? Do we submit ourselves to the Lord and seek His leading, or do we insist on our opinions? If we want to push our opinions through, we do not need to pray; if we want to submit ourselves to the Lord and seek His leading, we need to pray.

Second Timothy 2:22 says that we need to "call on the Lord out of a pure heart." Our focus is on calling on the Lord and having a pure heart. Anything added to our physical body from the outside cannot become one with our body. In the same principle, if we are ones who pray to the Lord out of a pure heart, we cannot be joined to someone who does not. This is not a question of sectarianism. If we call this sectarianism and try to join with ones who do not pray out of a pure heart, God will condemn us, because He condemns any mixture. The pure in heart and those with an impure heart, those who rely on the Lord and those who do not rely on the Lord, and those who are led by the Lord in their work and those who work by their own methods should not be mixed together. No mixture is approved by God. (CWWL, 1956, vol. 2, "Three Aspects of the Church, Book 2: The Course of the Church," pp. 299-300, 302)

Further Reading: CWWL, 1956, vol. 2, "Three Aspects of the Church, Book 2: The Course of the Church," ch. 6

HEILIG WOORD VOOR OCHTENDHERLEVING
WEEK 6 Dag 5
Ochtendvoeding

Handelingen 2:21 En het zal zijn dat een ieder die de naam van de Heer aanroept, behouden zal worden.

7:59 En zij stenigden Stefanus, terwijl hij de Heer aanriep en zei: Heer Jezus, ontvang mijn geest!

Het aanroepen van de naam van de Heer is geen nieuwe gewoonte die begon met het Nieuwe Testament. Het begon eerder met Enos, de derde generatie van de mensheid, in Genesis 4:26. Het werd voortgezet door Job (Job 12:4; 27:10), Abraham (Gen. 12:8; 13:4; 21:33), Isaak (26:25), Mozes en de kinderen van Israël (Deut. 4:7), Simson (Richt. 15:18; 16:28), Samuël (1 Sam. 12:18; Ps. 99:6), David (2 Sam. 22:4, 7...), de psalmist Asaf (Ps. 80:18), de psalmist Heman (88:9), Elia (1 Koningen 18:24), Jesaja (Jes. 12:4), Jeremia (Klaagl. 3:55, 57), en anderen (Ps. 99:6), die allemaal de naam van de Heer aanriepen in het tijdperk van het Oude Testament. Jesaja droeg de zoekers van God op Hem aan te roepen (Jes. 55:6). Zelfs de heidenen wisten dat de profeten van Israël de gewoonte hadden om de naam van God aan te roepen (Jona 1:6; 2 Koningen 5:11)...Het is Gods gebod (Ps. 50:15; Jer. 29:12) en verlangen (Ps. 91:15; Zef. 3:9; Zach. 13:9) dat Zijn volk Hem aanroept. Dit is de vreugdevolle manier om te drinken uit de fontein van Gods verlossing (Jes. 12:3-4) en de plezierige manier om zich in God te verheugen (Job 27:10), dat wil zeggen, om van Hem te genieten. Daarom moet Gods volk Hem dagelijks aanroepen (Ps. 88:9). Zo'n jubelende praktijk werd door Joël geprofeteerd (Joël 2:32) voor het Nieuwtestamentische jubeljaar. (Levensstudie van Handelingen, 2e ed., pp. 67-68)

Lezing van vandaag

In het Nieuwe Testament werd het aanroepen van de naam van de Heer voor het eerst door Petrus genoemd, in Handelingen 2:21, op de dag van Pinksteren, als de vervulling van Joëls profetie. Deze vervulling is gerelateerd aan Gods uitstorting van de allesomvattende Geest op economisch gebied over Zijn uitverkoren volk, zodat zij kunnen deelnemen aan Zijn nieuwtestamentische jubileum... Het aanroepen van de naam van de Heer is van vitaal belang voor ons, de gelovigen in Christus, om deel te nemen aan en te genieten van de allesomvattende Christus met alles wat Hij heeft volbracht, bereikt en verkregen (1 Kor. 1:2). Het is een belangrijke praktijk in Gods nieuwtestamentische economie die ons in staat stelt om te genieten van de verwerkte Drie-enige God voor onze volledige redding (Rom. 10:10-13). De eerste gelovigen beoefenden dit overal (1 Kor. 1:2), en voor de ongelovigen, vooral de vervolgers, werd het een populair teken van Christus' gelovigen (Hand. 9:14, 21). Toen Stefanus vervolging leed, beoefende hij dit (7:59), en zijn praktijk maakte zeker indruk op Saulus, een van zijn vervolgers (vv. 58-60; 22:20). Later vervolgde de ongelovige Saulus de roepers (9:14, 21) door hun roeping als een teken te beschouwen. Onmiddellijk nadat Saulus door de Heer was gegrepen, gaf Ananias, die Saulus in de gemeenschap van het Lichaam van Christus bracht, hem de opdracht om zich te laten dopen, waarbij hij de naam van de Heer aanriep, om anderen te laten zien dat ook hij zo'n roeper was geworden. Door zijn woord aan Timotheüs in 2 Timotheüs 2:22 gaf Paulus aan dat in de vroege dagen alle zoekers van de Heer zo'n roeping beoefenden. Ongetwijfeld was hij iemand die dit in praktijk bracht, aangezien hij zijn jonge collega Timotheüs opdracht gaf dit te doen, zodat Timotheüs net als hij van de Heer kon genieten.

Wanneer we het evangelie prediken en anderen helpen gered te worden, moeten we hen aanmoedigen de naam van de Heer aan te roepen en te zeggen: "O Heer Jezus!" Uit ervaring weten we dat hoe sterker iemand de naam van de Heer Jezus aanroept, hoe sterker zijn ervaring van redding zal zijn.

Volgens Handelingen 7:59 riep Stefanus, toen hij gestenigd werd, "de Heer aan en zei: Heer Jezus, ontvang mijn geest!" Saulus van Tarsus keurde deze moord goed en sloot zich aan bij de grote vervolging van de kerk in Jeruzalem. Volgens 9:14 had Saulus van de hogepriesters de bevoegdheid om allen die de naam van de Heer Jezus aanriepen, te binden. Saulus' bedoeling toen hij naar Damascus ging, was om allen te arresteren die de naam van de Heer aanriepen. Dit geeft aan dat in de vroege dagen het aanroepen van de naam van de Heer Jezus een teken was van een volgeling van de Heer. (Levensstudie van Handelingen, 2e ed., pp. 68-70)

Verdere lectuur: Levensstudie van Handelingen, msg. 9

HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL
WEEK 6 Day 5
Morning Nourishment

Acts 2:21 And it shall be that everyone who calls on the name of the Lord shall be saved.

7:59 And they stoned Stephen as he called upon the Lord and said, Lord Jesus, receive my spirit!

Calling on the name of the Lord is not a new practice that began with the New Testament. Rather, it began with Enosh, the third generation of mankind, in Genesis 4:26. It was continued by Job (Job 12:4; 27:10), Abraham (Gen. 12:8; 13:4; 21:33), Isaac (26:25), Moses and the children of Israel (Deut. 4:7), Samson (Judg. 15:18; 16:28), Samuel (1 Sam. 12:18; Psa. 99:6), David (2 Sam. 22:4, 7...),

the psalmist Asaph (Psa. 80:18), the psalmist Heman (88:9),

Elijah (1 Kings 18:24), Isaiah (Isa. 12:4), Jeremiah (Lam. 3:55, 57), and others (Psa. 99:6), all of whom practiced calling on the name of the Lord in the Old Testament age. Isaiah charged the seekers of God to call upon Him (Isa. 55:6).

Even the Gentiles knew that the prophets of Israel had the habit of calling on the name of God (Jonah 1:6; 2 Kings 5:11)...It is God's commandment (Psa. 50:15; Jer. 29:12) and desire (Psa. 91:15; Zeph. 3:9; Zech. 13:9) that His people call on Him. This is the joyful way to drink from the fountain of God's salvation (Isa. 12:3-4) and the enjoyable way to delight oneself in God (Job 27:10), that is, to enjoy Him. Hence, God's people must call upon Him daily (Psa. 88:9). Such a jubilant practice was prophesied by Joel (Joel 2:32) for the New Testament jubilee. (Life-study of Acts, 2nd ed., pp. 67-68)

Today's Reading

In the New Testament, calling on the name of the Lord was mentioned first by Peter, in Acts 2:21, on the day of Pentecost, as the fulfillment of Joel's prophecy. This fulfillment is related to God's outpouring of the all-inclusive Spirit economically upon His chosen people so that they may participate in His New Testament jubilee...Calling on the Lord's name is vitally necessary in order for us, the believers in Christ, to participate in and enjoy the all- inclusive Christ with all He has accomplished, attained, and obtained (1 Cor. 1:2). It is a major practice in God's New Testament economy that enables us to enjoy the processed Triune God for our full salvation (Rom. 10:10- 13). The early believers practiced this everywhere (1 Cor. 1:2), and to the unbelievers, especially the persecutors, it became a popular sign of Christ's believers (Acts 9:14, 21). When Stephen suffered persecution, he practiced this (7:59), and his practice surely impressed Saul, one of his persecutors (vv. 58-60; 22:20). Later, the unbelieving Saul persecuted the callers (9:14, 21) by taking their calling as a sign. Immediately after Saul was caught by the Lord, Ananias, who brought Saul into the fellowship of the Body of Christ, charged him to be baptized, calling on the name of the Lord, to show others that he too had become such a caller. By his word to Timothy in 2 Timothy 2:22, Paul indicated that in the early days all the Lord's seekers practiced such calling. Undoubtedly, he was one who practiced this, since he charged his young coworker Timothy to do this that Timothy might enjoy the Lord as he did.

When we preach the gospel and help others to be saved, we need to encourage them to call on the name of the Lord and say, "O Lord Jesus!" From experience we know that the stronger a person calls on the name of the Lord Jesus, the stronger will be his experience of salvation.

According to Acts 7:59, when Stephen was being stoned, "he called upon the Lord and said, Lord Jesus, receive my spirit!" Saul of Tarsus approved of this killing and joined in the great persecution against the church in Jerusalem. According to 9:14, Saul had authority from the chief priests to bind all who called on the name of the Lord Jesus. Saul's intention in going to Damascus was to arrest all those who called on the Lord's name. This indicates that in the early days calling upon the name of the Lord Jesus was a sign of being a follower of the Lord. (Life-study of Acts, 2nd ed., pp. 68-70)

Further Reading: Life-study of Acts, msg. 9

HEILIG WOORD VOOR OCHTENDHERLEVING
WEEK 6 - DAG 4
Ochtendvoeding

Johannes 3:16 Want God had de wereld zo lief dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft...

Rom. 16:20 Nu zal de God van de vrede Satan weldra onder uw voeten verpletteren. De genade van onze Heer Jezus zij met u.

De goddelijke liefde... is de aard van Gods wezen. Het is dus een essentieel kenmerk van God... 1 Johannes 4:9 zegt: "Hierin is de liefde Gods onder ons geopenbaard, dat God Zijn eniggeboren Zoon in de wereld gezonden heeft, opdat wij leven zouden hebben en leven door Hem." Zoals in 1 Timotheüs 1:15, verwijst de "wereld" naar de gevallen mensheid, die God zo liefhad dat ze, door ze levend te maken door Zijn Zoon met Zijn eigen leven, Zijn kinderen konden worden. Hierin is de liefde van God geopenbaard.

1 Johannes 4:10 gaat verder met te zeggen: "Hierin is de liefde, niet dat wij God hebben liefgehad, maar dat Hij ons heeft liefgehad en Zijn Zoon heeft gezonden als verzoening voor onze zonden." Het woord hierin verwijst naar het volgende feit: niet dat wij God hebben liefgehad, maar dat Hij ons heeft liefgehad en Zijn Zoon heeft gezonden als verzoening voor onze zonden. In dit feit ligt de hogere en nobelere liefde van God. De goddelijke liefde als Gods essentiële eigenschap wordt voornamelijk uitgedrukt in het zenden van Zijn Zoon om ons te verlossen en Gods leven in ons te geven, zodat wij Zijn kinderen kunnen worden. (De conclusie van het Nieuwe Testament, p. 75)

De lezing van vandaag

Efeziërs 2:4 zegt: "God, die rijk is in barmhartigheid, vanwege Zijn grote liefde waarmee Hij ons heeft liefgehad." Het object van liefde zou in een beminnelijke toestand moeten zijn, maar het object van barmhartigheid bevindt zich altijd in een beklagenswaardige situatie. Daarom reikt Gods barmhartigheid verder dan Zijn liefde. God houdt van ons omdat wij het object zijn van Zijn selectie. Maar wij zijn zielig geworden door onze val, zelfs dood in onze overtredingen en zonden; daarom hebben wij Gods genade nodig. Vanwege Zijn grote liefde is God rijk aan genade om ons te redden uit onze ellendige positie naar een toestand die geschikt is voor Zijn liefde. De nobelere liefde van God als Zijn essentiële eigenschap heeft Zijn eigenschap van genade nodig om ons te bereiken in de diepe put van ons gevallen leven.

Omdat God liefde is en ook Geest, hoe meer we onder Zijn uitdeling zijn, hoe meer liefde we hebben. Eigenlijk, hoe meer Gods natuur in ons wordt uitgedeeld, hoe meer we liefde worden... Door Gods uitdeling van Zichzelf in ons, worden we liefde in de zin dat we door God als liefde zijn samengesteld. Wanneer liefde als de natuur van Gods essentie in ons wordt uitgedeeld, zullen we op anderen reageren in liefde.

Een andere eigenschap van God is vrede. Het Nieuwe Testament spreekt over zowel de vrede van God [Fil. 4:7] als de God van vrede [Rom. 16:20]...De vrede van God is eigenlijk God als vrede, in ons gegoten door onze gemeenschap met Hem door gebed, als het tegenwicht van problemen en het tegengif voor angst (Johannes 16:33). De God van vrede houdt de wacht over onze harten en gedachten in Christus Jezus. De vrede van God en de God van vrede zijn één... De echte vrede die wij genieten is God Zelf. De manier om van de God van vrede te genieten is door te bidden om gemeenschap met Hem te hebben.

In 1 Thessalonicenzen 5:23...zien we dat de God van vrede de Heiligmaker is. Zijn heiliging brengt vrede.

In onze ervaring is vrede een toestand die voortkomt uit genade, die voortkomt uit het genieten van God onze Vader. Wanneer wij genieten van God als genade, zijn wij in een toestand die vol is van rust en voldoening. Dit is vrede...De substantie van genade is God Zelf, en de toestand van vrede is dat wat voortkomt uit ons genieten van God als genade. Wij kunnen allemaal getuigen van de vrede die wij hebben wanneer wij genieten van God als genade. Het feit dat vrede het resultaat is van genade, wordt aangegeven door de manier waarop Paulus de heiligen begroet in Efeziërs 1:2 en in andere brieven: "Genade zij u en vrede van God, onze Vader, en de Heer Jezus Christus." Deze vrede is het resultaat van het genieten van God als genade, wat ook een eigenschap is van de God die wij in Christus genieten. (De conclusie van het Nieuwe Testament, pp. 75-76, 70, 105-106)

Verder lezen: De conclusie van het Nieuwe Testament, msgs. 9-10

HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL
WEEK 6- DAY 4
Morning Nourishment

John 3:16 For God so loved the world that He gave His only begotten Son...

Rom. 16:20 Now the God of peace will crush Satan under your feet shortly. The grace of our Lord Jesus be with you.

The divine love...is the nature of God's essence.

Thus, it is an essential attribute of God...First John 4:9 says, "In this the love of God was manifested among us, that God sent His only begotten Son into the world that we might have life and live through Him." As in 1 Timothy 1:15, the "world" refers to fallen mankind, whom God so loved that, by making them alive through His Son with His own life, they might become His children. In this the love of God has been manifested.

First John 4:10 goes on to say, "Herein is love, not that we have loved God but that He loved us and sent His Son as a propitiation for our sins." The word herein refers to the following fact: not that we have loved God but that He loved us and sent His Son as a propitia

ion for our sins. In this fact is the higher and nobler love of God.

The divine love as God's essential attribute is mainly expressed in sending His Son to redeem us and impart God's life into us that we may become His children.

(The Conclusion of the New Testament, p. 75)

Today's Reading

Ephesians 2:4 says, "God, being rich in mercy, because of His great love with which He loved us." The object of love should be in a lovable condition, but the object of mercy is always in a pitiful situation. Hence, God's mercy reaches further than His love. God loves us because we are the object of His selection. But we became pitiful by our fall, even dead in our offenses and sins; therefore, we need God's mercy. Because of His great love, God is rich in mercy to save us from our wretched position to a condition that is suitable for His love. The nobler love of God as His essential attribute needs His attribute of mercy to reach us in the deep pit of our fallen life.

Because God is love as well as Spirit, the more we are under His dispensing, the more love we have. Actually, the more God's nature is dispensed into us, the more we become love... Through God's dispensing of Himself into us, we become love in the sense of being constituted of God as love. When love as the nature of God's essence is dispensed into us, we shall react to others in love.

Another attribute of God is peace. The New Testament speaks about both the peace of God [Phil. 4:7] and the God of peace [Rom. 16:20]...The peace of God is actually God as peace, infused into us through our fellowship with Him by prayer, as the counterpoise of troubles and the antidote to anxiety (John 16:33). The God of peace mounts guard over our hearts and thoughts in Christ Jesus. The peace of God and the God of peace are one... The genuine peace we enjoy is God Himself. The way to enjoy the God of peace is by praying to have fellowship with Him.

In 1 Thessalonians 5:23...we see that the God of peace is the Sanctifier. His sanctification brings in peace.

In our experience peace is a condition that results from grace, that issues from the enjoyment of God our Father. When we enjoy God as grace, we are in a condition that is full of rest and satisfaction. This is peace...The substance of grace is God Himself, and the condition of peace is that which issues out of our enjoyment of God as grace. We all can testify of the peace we have when we enjoy God as grace. The fact that peace is the issue of grace is indicated by the way Paul greets the saints in Ephesians 1:2 and in other Epistles: "Grace to you and peace from God our Father and the Lord Jesus Christ." This peace results from the enjoyment of God as grace which is also an attribute of the God whom we enjoy in Christ. (The Conclusion of the New Testament, pp. 75-76, 70, 105-106)

Further Reading: The Conclusion of the New Testament, msgs. 9-10

HEILIG WOORD VOOR OCHTENDHERLEVING
WEEK 6 - DAG 3
Ochtendvoeding

2 Tim. 2:22 Maar vlucht voor de jeugdige begeerten, en jaag naar gerechtigheid, geloof, liefde, vrede...

Ps. 89:14 Rechtvaardigheid en recht zijn de grondslag van Uw troon; goedertierenheid en waarheid gaan voor Uw aangezicht.

God is rechtvaardig en heilig. Terwijl heiligheid verband houdt met Gods innerlijke natuur, houdt rechtvaardigheid verband met Gods uiterlijke daden, wegen, acties en activiteiten. Alles wat God doet is rechtvaardig. De rechtvaardigheid van God is wat God is in Zijn handelen met betrekking tot rechtvaardigheid en gerechtigheid. God is rechtvaardig en rechtvaardig. Wat God ook is in Zijn rechtvaardigheid en gerechtigheid, vormt Zijn rechtvaardigheid.

Gods werken zijn Zijn daden, terwijl Gods wegen Zijn leidende principes zijn [vgl. Openb. 15:3]... Als u Gods wegen kent, hoeft u niet te wachten om Zijn werken te zien om Hem te prijzen. Hoewel Zijn werken nog niet zijn gekomen, weet u dat ze zullen komen omdat u de leidende principes kent waarmee God dingen doet. (De conclusie van het Nieuwe Testament, p. 87)

Lezing van vandaag

Het woord geloof heeft twee betekenissen. De eerste betekenis verwijst naar de dingen waarin de gelovigen geloven; het is het objectieve geloof (Ef. 4:13; 1 Tim. 1:19b; 2 Tim. 4:7). De tweede betekenis verwijst naar de geloofsdaad van de gelovigen; dit is het subjectieve geloof (Gal. 2:20). Christus is het object van ons geloof. Hier is het geloof objectief. Dan geloven we in de Heer. Dit geloven is een subjectieve handeling, ons handelend geloof in de Heer Jezus.

Het geloof van de gelovigen is eigenlijk niet hun eigen geloof, maar Christus die in hen binnenkomt om hun geloof te zijn...Toen we ons bekeerden tot God, bewoog de pneumatische Christus als de heiligende Geest van God (1 Petr. 1:2a) in ons om ons geloof te zijn waardoor we geloofden in de Heer Jezus (Hand. 16:31)...Als zondaars hadden we geen geloof. Geloof kwam in ons door het horen van het woord [Rom. 10:17]. Dit woord is gewoon Christus Zelf.

Toen we het evangelie hoorden, beschreef de prediker Christus aan ons. Hoe meer we hoorden, hoe meer we Christus zagen en werden we aangetrokken tot Christus... De predikanten prediken Christus om Christus' schoonheid te presenteren. Na het horen van zo'n woord over Christus, dat wil zeggen, na het zien van zo'n Christus, is er in ons een waardering van Christus, en onze waardering van Hem is de reactie op Zijn aantrekking. We kunnen geloven in de Heer Jezus omdat we over Hem horen; dat wil zeggen, we zien Hem. We lezen de Bijbel, en in de Bijbel zien we iets over Hem.

Vertel mensen over Christus in Zijn goddelijkheid en menselijkheid, in Zijn eniggeboren Zoon van God en de eerstgeboren Zoon van God. Veel logische en nadenkende mensen zouden zich aangetrokken voelen tot zo'n geweldig persoon in het universum... Na het zien van...zo'n Christus, wie zou er dan niet in Hem geloven? Geloof komt voort uit horen, horen is gelijk aan zien, en zien is gelijk aan Christus kennen. Geloof komt voort uit horen, en horen is van het woord van Christus.

Wanneer de juiste prediking van het evangelie plaatsvindt, vergezelt de Geest, de pneumatische Christus, die prediking. Die prediking spreekt Christus buiten je, maar de pneumatische Christus vergezelt die prediking meteen en werkt in je. Dan bekeer je je en waardeer je zo Iemand. Spontaan komt er iets in je op. Dit is je geloof, je geloven. Je geloven komt voort uit je kennen van Christus. Je geloven is eigenlijk je waardering van Christus als een reactie op Zijn aantrekkingskracht.

Veel jongeren zijn aangetrokken door de schoonheid van de Heiland. Zelfs als hun ouders hen vervolgen en hen met de dood bedreigen, zullen ze hun geloof in Christus niet opgeven. Dit soort geloof is Christus Zelf. Door zo'n geloof geloven de gelovigen dat God Jezus Christus uit de dood heeft opgewekt, zodat zij gered kunnen worden (vv. 9b-10a; 5:1). Zij hebben toegang door geloof tot de genade waarin zij nu staan ​​(v. 2). (CWWL, 1994-1997, vol. 1, "Crystallization-study of the Epistle to the Romans," pp. 273-274)

Verdere lectuur: The Conclusion of the New Testament, msgs. 7-8

HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL
WEEK 6- DAY 3
Morning Nourishment

2 Tim. 2:22 But flee youthful lusts, and pursue righteousness, faith, love, peace...

Psa. 89:14 Righteousness and justice are the foundation of Your throne; lovingkindness and truth go before Your face.

God is righteous as well as holy. Whereas holiness is related to God's inward nature, righteousness is related to God's outward acts, ways, actions, and activities. Everything God does is righteous. The righteousness of God is what God is in His action with respect to justice and righteousness. God is just and right. Whatever God is in His justice and righteousness constitutes His righteousness.

God's works are His acts, whereas God's ways are His governing principles [cf. Rev. 15:3]...If you know God's ways, you will not need to wait to see His works in order to praise Him. Although His works have not yet come, you will know they will come because you know the governing principles by which God does things. (The Conclusion of the New Testament, p. 87)

Today's Reading

The word faith bears two denotations. The first denotation refers to the things the believers believe in; it is the objective faith (Eph. 4:13; 1 Tim. 1:19b; 2 Tim. 4:7). The second denotation refers to the believing action of the believers; this is the subjective faith (Gal. 2:20). Christ is the object of our faith. Here the faith is objective. Then we believe in the Lord. This believing is a subjective action, our acting faith in the Lord Jesus.

The faith of the believers is actually not their own faith but Christ entering into them to be their faith...When we repented unto God, the pneumatic Christ as the sanctifying Spirit of God (1 Pet. 1:2a) moved within us to be our faith by which we believed on the Lord Jesus (Acts 16:31)...As sinners, we did not have faith. Faith came into us by our hearing the word [Rom. 10:17]. This word is just Christ Himself.

When we heard the gospel, the preacher described Christ to us. The more we heard, the more we saw Christ and were attracted to Christ... The preachers preach Christ to present Christ's beauty. After hearing such a word about Christ, that is, after seeing such a Christ, within us there is an appreciation of Christ, and our appreciation of Him is the reaction to His attraction. We can believe in the Lord Jesus because we hear about Him; that is, we see Him. We read the Bible, and in the Bible we see something about Him.

Tell people about Christ in His divinity and humanity, in His being the only begotten Son of God and the firstborn Son of God. Many logical and thoughtful people would be attracted to such a wonderful person in the universe...After seeing...such a Christ, who would not believe in Him? Faith comes from hearing, hearing equals seeing, and seeing equals knowing Christ. Faith comes from hearing, and hearing is from the word of Christ.

When the proper preaching of the gospel is going on, the Spirit, the pneumatic Christ, accompanies that preaching. That preaching speaks Christ outside of you, but the pneumatic Christ right away accompanies that preaching and works within you. Then you repent and appreciate such a One. Spontaneously, something within you rises up. This is your faith, your believing. Your believing comes from your knowing of Christ. Your believing actually is your appreciation of Christ as a reaction to His attraction.

Many young people have been attracted by the Savior's beauty. Even if their parents persecute them and threaten them to death, they will not give up their faith in Christ. This kind of faith is Christ Himself. By such a faith the believing ones believe that God raised Jesus Christ from the dead that they may be saved (vv. 9b-10a; 5:1). They have access through faith into the grace in which they now stand (v. 2). (CWWL, 1994-1997, vol. 1, "Crystallization-study of the Epistle to the Romans," pp. 273-274)

Further Reading: The Conclusion of the New Testament, msgs. 7-8

HEILIG WOORD VOOR OCHTENDOPWEKKING
WEEK 6 DAG 2
Ochtendvoeding

Rom. 9:23 Opdat Hij de rijkdom van Zijn heerlijkheid zou bekendmaken aan de vaten van barmhartigheid, die Hij tevoren bereid had tot heerlijkheid.

2 Kor. 4:7 Maar wij hebben deze schat in aarden vaten, opdat de voortreffelijkheid van de kracht van God zou zijn en niet uit ons.

De samenvatting van [Paulus'] veertien brieven kan in slechts twee woorden worden uitgedrukt: open vat. God wil een open vat. In Romeinen 9:23 vertelt Paulus ons dat God ons geschapen heeft als vaten van barmhartigheid tot heerlijkheid. Dan zegt hij in 2 Korintiërs 4:7 dat "wij deze schat in aarden vaten hebben." Deze twee verzen kunnen worden beschouwd als een fundamenteel geheim voor onze ervaring van Christus en de kerk... Als u zich niet realiseert dat u een open vat moet zijn, Christus en de kerk... geen manier... Een open vat doet niets anders dan zichzelf openhouden om gevuld te worden. De bewerkte God - de Drie-enige God, de allesomvattende Geest, de samengestelde Geest - wacht hier op een opening om in u te komen. Hoeveel Hij in u zou willen komen, hangt af van hoeveel opening u Hem zou willen geven. (CWWL, 1980, deel 1, "Perfecting Training", p. 241)

Lezing van vandaag

Wat de Heer wil, is dat we van Hem houden, dat we onszelf openhouden. Doe niets. Laat Hem binnen. Als u van de kerk houdt, maar uzelf niet absoluut openstelt, zult u nog steeds graag iets voor de Heer doen... Dit is het natuurlijke leven met de gevallen natuur. De juiste situatie is dat ik niets hoef te doen, maar toch de Heer tot het uiterste moet liefhebben, en mezelf altijd wijd open moet houden voor Hem. Dit is wat volledig wordt onthuld in het Nieuwe Testament... Als u dit als sleutel neemt en de brieven van Paulus nog eens leest, zult u zien dat dit de echte substantie is in zijn brieven.

Wanneer u de ervaring van mijn gemeenschap binnengaat, zult u neerknielen en de Heer aanbidden. U zou zeggen: "Heer, nu weet ik het. Ik moet U liefhebben. Ik moet U tot het uiterste dienen. Ik moet een open hart hebben met een open wezen voor U. O Heer, door Uw genade en Uw spreken, wilt U niet dat ik iets doe. Heer, ik ben hier." Dit zou geweldig zijn. Dit is wat de Heer vandaag wil. Het getuigenis van de Heer is hier op dit punt. Een vat kan alleen iets bevatten, en de kandelaar kan zichzelf alleen openhouden voor het bijvullen van de olie. Wanneer de opening gesloten is, is er geen bijvulling meer. Dat betekent dat er geen voortzetting van de olie zal zijn. De kandelaar doet niets. Hij opent zichzelf gewoon om de olie te ontvangen en te schijnen. Hij ontvangt de vullende olie, en dan drukt hij iets uit; hij schijnt. Eigenlijk is een kandelaar een echt vat dat olie bevat.

Nu kunt u de gelijkenis van de tien maagden in Mattheüs 25 begrijpen. Dat is gewoon het vat met een extra portie olie. Daar bevat het vat de olie om te schijnen en te branden. Dit is een maagd. Een maagd in de ogen van de Heer is niet iemand die zo druk en actief is in het doen, maar iemand die zichzelf openhoudt om de olie te ontvangen. Dan kan de olie van binnenuit branden om naar buiten te schijnen.

Je houdt van de Heer en je houdt jezelf de hele tijd open voor Hem. Toch zou je niets doen, maar Hij zou alles doen. Dit is niet alleen mogelijk, maar dit wordt ook vereist door de Heer. De Heer vereist dat je stopt met doen. Maar Hij wil niet dat je slaperig of onverschillig bent; Hij wil dat je heel alert bent. Heb Hem lief en houd jezelf open voor Hem. Zeg Hem elke dag: "Heer, ik hou van U. Heer, ik ben hier open voor U. Heer, wees mij genadig en door Uw genade wil ik geen enkel deel van mijn wezen voor U gesloten hebben. Ik houd ervan om mezelf volledig en grondig open te houden voor U."

Een echt christelijk leven is een leven dat van de Heer houdt en zichzelf openhoudt voor de Heer en stopt met doen. Dan komt de Heer binnen en de Heer doet alles en dit vat bevat alleen de Heer en geniet van de vulling van de Heer en geniet van het doen van de Heer. Dit is het juiste en echte christelijke leven. (CWWL, 1980, vol. 1, "Perfecting Training," pp. 242-244, 246-247)

Verder lezen: CWWL, 1980, vol. 1, "Perfecting Training," hfdst. 22

HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL
WEEK 6 DAY 2
Morning Nourishment

Rom. 9:23 In order that He might make known the riches of His glory upon vessels of mercy, which He had before prepared unto glory.

2 Cor. 4:7 But we have this treasure in earthen vessels that the excellency of the power may be of God and not out of us.

The summary of [Paul's] fourteen Epistles may be expressed in just two words: open vessel. God wants an open vessel. In Romans 9:23 Paul tells us that God created us as vessels of mercy unto glory. Then in 2 Corinthians 4:7 he says that "we have this treasure in earthen vessels." These two verses may be considered as a basic secret to our experience of Christ and the church...If you do not realize that you have to be an open vessel, Christ and the church...have no way...An open vessel is doing nothing but keeping itself open to the filling up. The processed God-the Triune God, the all-inclusive Spirit, the compound Spirit-is here waiting for an opening to get into you. How much He would enter into you depends upon how much opening you would give Him. (CWWL, 1980, vol. 1, "Perfecting Training," p. 241)

 

 

Today's Reading

What the Lord wants is that we love Him, that we keep ourselves open. Do not do anything. Let Him in. If you love the church but do not open yourself up absolutely, you will still love to do something for the Lord...This is the natural life with the fallen nature. The proper situation is that I do not need to do anything, yet I need to love the Lord to the uttermost, keeping myself wide open all the time to Him. This is what is fully revealed in the New Testament...If you take this as a key and read once again the Epistles written by Paul, you will see that this is the genuine substance in his Epistles.

When you enter into the experience of my fellowship, you will kneel down and worship the Lord. You would say, "Lord, now I know. I must love You. I must serve You to the uttermost. I must have an open heart with an open being to You. O Lord, by Your mercy and Your speaking, You do not want me to do anything. Lord, I am here." This would be wonderful. This is what the Lord wants today. The Lord's testimony is just here at this point. A vessel can only contain something, and the lampstand can only keep itself open for the refilling of the oil. When the opening is shut, there is no more refilling. That means there will be no continuation of the oil. The lampstand does not do anything. It just opens itself to receive the oil and to shine. It receives the filling oil, and then it expresses something; it shines. Actually, a lampstand is a real vessel containing oil.

Now you can understand the parable of the ten virgins in Matthew 25. That is just the vessel with an extra portion of oil. There the vessel contains the oil for shining and burning. This is a virgin. A virgin in the eyes of the Lord is not one who is so busy and so active in doing but one who keeps himself open to receive the oil. Then the oil may burn from within to shine out.

You love the Lord, and you keep yourself open to Him all the time. Yet you would not do anything, but He would do everything. Not only is this possible, but this is also required by the Lord. The Lord requires you to stop your doing. But He does not want you to be sleepy or indifferent; He wants you to be very alert. Love Him and keep yourself open to Him. Tell Him every day, "Lord, I love You. Lord, I am here open to You. Lord, have mercy upon me, and by Your grace I do not like to have any part of my being closed to You. I like to keep myself entirely and thoroughly open to You."

A genuine Christian life is one that loves the Lord and keeps itself open to the Lord and stops its doing. Then the Lord comes in and the Lord does everything and this vessel just contains the Lord and enjoys the Lord's filling up and enjoys the Lord's doing. This is the proper and genuine Christian life. (CWWL, 1980, vol. 1, "Perfecting Training," pp. 242-244, 246-247)

Further Reading: CWWL, 1980, vol. 1, "Perfecting Training," ch. 22

HEILIG WOORD VOOR DE OCHTENDOP

WEK 6 - DAG 1

Ochtendvoeding

2 Tim. 2:20-21 Maar in een groot huis zijn niet alleen gouden en zilveren vaten, maar ook houten en aarden; en sommige zijn tot eer, en andere tot oneer. Als iemand zich dan van deze dingen reinigt, zal hij een vat tot eer zijn, geheiligd, bruikbaar voor de meester, bereid voor elk goed werk.

Eervolle vaten zijn samengesteld uit zowel de goddelijke natuur (goud) als de verloste en wedergeboren menselijke natuur (zilver). Deze, zoals Timotheüs en andere oprechte gelovigen, vormen het zekere fundament dat de waarheid vasthoudt. Oneervolle vaten zijn samengesteld uit de gevallen menselijke natuur (hout en aarde).

Onszelf reinigen is afstand doen van ongerechtigheid [vgl. 2 Tim. 2:19, 21], als een uiterlijk bewijs van de innerlijke goddelijke natuur. Het woord deze in vers | 21 verwijst naar de vaten tot oneer, inclusief die genoemd in vers 16 tot en met 18. We moeten onszelf niet alleen reinigen van iets onrechtvaardigs, maar ook van de oneervolle vaten. Dit betekent dat we er vandaan moeten blijven. Daarom moeten we onszelf reinigen van de onrechtvaardige dingen en van de oneervolle vaten van hout en aarde. Als we onszelf reinigen van deze negatieve dingen en negatieve personen, zullen we vaten tot eer zijn, geheiligd, nuttig voor de meester en voorbereid voor elk goed werk. Tot eer is een kwestie van natuur, geheiligd is een kwestie van positie, nuttig is een kwestie van oefening en voorbereid is een kwestie van training. (Levensstudie van 2 Timotheüs, 2e editie, p. 34)

Lezing van vandaag

Volgens mijn ervaring is er niets dat de Heer zozeer behaagt als dat we beseffen dat Hij niet wil dat we iets doen. Hij wil alleen dat we van Hem houden, dat we ons voor Hem openstellen en dat we Hem in ons laten leven... Vanaf het allereerste begin, toen God de mens schiep, had God niet de intentie om de mens te vragen iets voor Hem te doen. Gods intentie was om een ​​vat te creëren om Hem te bevatten en om Hem uit te drukken, dus God wil alleen een opening van het vat. Als het vat open is, kan God Zijn doel vervullen, maar als het vat gesloten is, wordt Gods doel gefrustreerd.

In onze gevallen natuur is er een substantie zo slecht dat het graag wil weten en graag wil doen... Religie helpt mensen om te weten, en religie helpt mensen om te doen. Zelfs vandaag de dag is het christendom zo'n actieve religie van weten en doen geworden. Seminaries onderwijzen mensen alleen om te weten en te doen... Dit is helemaal een soort onderwijs tegen Gods eeuwige doel. Het is geen wonder dat je onder duizenden christenen nauwelijks iemand kunt vinden die weet dat God niet wil dat we weten of doen; God wil alleen dat we van Hem houden en onszelf openhouden voor Hem. "Heer, ik hou van U. Ik besef ten volle dat ik slechts een leeg vat ben, maar U koestert dit aarden vat omdat dit aarden vat door U is geschapen volgens Uw eeuwige plan om Uw hartsverlangen te vervullen. Heer, ik hou gewoon van U. Ik houd ervan U te bevatten. Ik houd ervan om gevuld te worden met U. Ik houd ervan om verzadigd en doordrongen te worden met U. Wees mij genadig, zodat ik mezelf altijd voor U open kan houden."

We moeten allemaal bekennen dat we in ons gebed vaak niet voor Hem openstaan. Zelfs in ons gebed houden we onszelf nog steeds gesloten...We hebben allemaal dezelfde soort ervaring. Sinds de dag dat we gered werden, hebben we onszelf nooit op een absolute manier opengesteld. We hebben onszelf altijd met enige terughoudendheid opengesteld... Je denkt dat je openstaat voor de Heer. In werkelijkheid ben je niet helemaal open. Je bent open, maar slechts gedeeltelijk. Je bent oppervlakkig en op een oppervlakkige manier open. In de diepten van je wezen ben je niet open, dus de Heer kan niets doen.

God wil niet dat we iets doen; Hij wil alleen dat wij een levend vat zijn... God schiep een levend wezen. God schiep iets dat Hem zo dwarszit. Hij schiep een levende kruik vol emoties, met een sterke wil en een verstand. Na de val werd deze levende kruik een probleem voor God... Ofwel zijn de christenen onverschillig, ofwel zijn ze te heet in het weten en in het doen. Aan beide kanten kon de Heer het vat niet krijgen. (CWWL, 1980, vol. 1, "Perfecting Training," pp. 239-241)

Verdere lectuur: Levensstudie van 2 Timotheüs, msg. 4
ma 11:23

HEILIG WOORD VOOR DE OCHTEND VOEDING

WEEK 6 DAG 2

Ochtendvoeding

Rom. 9:23 Opdat Hij de rijkdom van Zijn heerlijkheid bekend zou maken aan de vaten van barmhartigheid, die Hij tevoren had bereid tot heerlijkheid.

2 Kor. 4:7 Maar wij hebben deze schat in aarden vaten, opdat de voortreffelijkheid van de kracht van God zou zijn en niet uit ons.

De samenvatting van [Paulus'] veertien brieven kan in slechts twee woorden worden uitgedrukt: open vat. God wil een open vat. In Romeinen 9:23 vertelt Paulus ons dat God ons schiep als vaten van barmhartigheid tot heerlijkheid. Vervolgens zegt hij in 2 Korintiërs 4:7 dat "wij deze schat in aarden vaten hebben." Deze twee verzen kunnen worden beschouwd als een fundamenteel geheim voor onze ervaring van Christus en de kerk... Als u zich niet realiseert dat u een open vat moet zijn, hebben Christus en de kerk... geen manier... Een open vat is doet  niets anders dan zichzelf open te houden voor de vulling. De verwerkte God - de Drie-enige God, de allesomvattende Geest, de samengestelde Geest - wacht hier op een opening om in u te komen. Hoeveel Hij in u zou binnengaan, hangt af van hoeveel opening u Hem zou geven. (CWWL, 1980, vol. 1, "Perfecting Training," p. 241)

Lezing van vandaag

Wat de Heer wil, is dat we van Hem houden, dat we onszelf openhouden. Doe niets. Laat Hem binnen. Als u van de kerk houdt, maar uzelf niet absoluut openstelt, zult u nog steeds graag iets voor de Heer doen... Dit is het natuurlijke leven met de gevallen natuur. De juiste situatie is dat ik niets hoef te doen, maar toch de Heer tot het uiterste moet liefhebben, en mezelf altijd wijd open moet houden voor Hem. Dit is wat volledig wordt onthuld in het Nieuwe Testament... Als u dit als sleutel neemt en de door Paulus geschreven brieven nog eens leest, zult u zien dat dit de echte substantie is in zijn brieven.

Wanneer u de ervaring van mijn gemeenschap binnengaat, zult u neerknielen en de Heer aanbidden. U zou zeggen: "Heer, nu weet ik het. Ik moet U liefhebben. Ik moet U tot het uiterste dienen. Ik moet een open hart hebben met een open wezen voor U. O Heer, door Uw genade en Uw spreken, wilt U niet dat ik iets doe. Heer, ik ben hier." Dit zou geweldig zijn. Dit is wat de Heer vandaag wil. Het getuigenis van de Heer is hier op dit punt. Een vat kan alleen iets bevatten, en de kandelaar kan zichzelf alleen openhouden voor het bijvullen van de olie. Wanneer de opening gesloten is, is er geen bijvulling meer. Dat betekent dat er geen voortzetting van de olie zal zijn. De kandelaar doet niets. Hij opent zichzelf gewoon om de olie te ontvangen en te schijnen. Hij ontvangt de vullende olie, en dan drukt hij iets uit; hij schijnt. Eigenlijk is een kandelaar een echt vat dat olie bevat.

Nu kunt u de gelijkenis van de tien maagden in Mattheüs 25 begrijpen. Dat is gewoon het vat met een extra portie olie. Daar bevat het vat de olie om te schijnen en te branden. Dit is een maagd. Een maagd in de ogen van de Heer is niet iemand die zo druk en actief is in het doen, maar iemand die zichzelf openhoudt om de olie te ontvangen. Dan kan de olie van binnenuit branden om naar buiten te schijnen.

Je houdt van de Heer en je houdt jezelf de hele tijd open voor Hem. Toch zou je niets doen, maar Hij zou alles doen. Dit is niet alleen mogelijk, maar dit wordt ook vereist door de Heer. De Heer vereist dat je stopt met doen. Maar Hij wil niet dat je slaperig of onverschillig bent; Hij wil dat je heel alert bent. Heb Hem lief en houd jezelf open voor Hem. Zeg Hem elke dag: "Heer, ik hou van U. Heer, ik ben hier open voor U. Heer, wees mij genadig en door Uw genade wil ik geen enkel deel van mijn wezen voor U gesloten hebben. Ik houd ervan om mezelf volledig en grondig open te houden voor U."

Een echt christelijk leven is een leven dat van de Heer houdt en zichzelf openhoudt voor de Heer en stopt met doen. Dan komt de Heer binnen en de Heer doet alles en dit vat bevat alleen de Heer en geniet van de vulling van de Heer en geniet van het doen van de Heer. Dit is het juiste en echte christelijke leven. (CWWL, 1980, vol. 1, "Perfecting Training," pp. 242-244, 246-247)

Verder lezen: CWWL, 1980, vol. 1, "Perfecting Training," hfdst. 22

HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL

WEEK 6- DAY 1

Morning Nourishment

2 Tim. 2:20-21 But in a great house there are not only gold and silver vessels but also wooden and earthen; and some are unto honor, and some unto dishonor. If therefore anyone cleanses himself from these, he will be a vessel unto honor, sanctified, useful to the master, prepared unto every good work.

Honorable vessels are constituted of both the divine nature (gold) and the redeemed and regenerated human nature (silver). These, like Timothy and other genuine believers, constitute the sure foundation that holds the truth. Dishonorable vessels are constituted of the fallen human nature (wood and earth).

To cleanse ourselves is to depart from unrighteousness [cf. 2 Tim. 2:19, 21], as an outward evidence of the inward divine nature. The word these in verse | 21 refers to the vessels unto dishonor, including those mentioned in verses 16through 18. We should cleanse ourselves not only from anything unrighteous but also from the dishonorable vessels. This means that we must stay away from them. Hence, we must cleanse ourselves from the unrighteous things and from the dishonorable vessels of wood and earth. If we cleanse ourselves from these negative things and negative persons, we will be vessels unto honor, sanctified, useful to the master, and prepared unto every good work. Unto honor is a matter of nature, sanctified is a matter of position, useful is a matter of practice, and prepared is a matter of training. (Life-study of 2 Timothy, 2nd ed., p. 34)

Today's Reading

According to my experience, nothing pleases the Lord so much as for us to realize that He does not want us to do anything. He only wants us to love Him, to open ourselves up to Him, and to let Him live from within us...From the very beginning when God created man, God had no intention to ask man to do anything for Him. God's intention was to create a vessel to contain Him and to express Him, so God only wants an opening of the vessel. If the vessel is open, God can fulfill His purpose, but if the vessel is closed, God's purpose is frustrated.

In our fallen nature there is a substance so evil that likes to know and likes to do...Religion helps people to know, and religion helps people to do. Even today Christianity has become such an active religion of knowing and doing. Seminaries just educate people to know and to do...This is altogether a kind of education against God's eternal purpose. It is no wonder that among thousands of Christians you can hardly find one who knows that God does not want us either to know or to do; God wants us only to love Him and to keep ourselves open to Him. "Lord, I love You. I fully realize that I am just an empty vessel, yet You treasure this earthen vessel because this earthen vessel was created by You according to Your eternal plan to fulfill Your heart's desire. Lord, I just love You. I like to contain You. I like to be filled up with You. I like to be saturated and permeated with You. Have mercy upon me that I may keep myself open to You all the time."

We all have to confess that many times in our prayer we are not open to Him. Even in our prayer we still keep ourselves closed...We all have the same kind of experience. Since the day we were saved, we never opened ourselves in an absolute way. We always opened ourselves with some amount of reservation... You think that you are open to the Lord. Actually, you are not entirely open. You are open but only partially. You are open superficially and in a shallow way. In the depths of your being you are not open, so the Lord cannot do anything.

God does not want us to do anything; He wants us only to be a living vessel... God created a living thing. God created something so bothering to Him. He created a living jar full of emotions, with a strong will, and with a mind. After the fall this living jar became a problem to God... Either the Christians are indifferent, or they are too hot in knowing and in doing. On either side the Lord could not get the vessel. (CWWL, 1980, vol. 1, "Perfecting Training," pp. 239-241)

Further Reading: Life-study of 2 Timothy, msg. 4
ma 11:23

 

HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL

WEEK 6 DAY 2

Morning Nourishment

Rom. 9:23 In order that He might make known the riches of His glory upon vessels of mercy, which He had before prepared unto glory.

2 Cor. 4:7 But we have this treasure in earthen vessels that the excellency of the power may be of God and not out of us.

The summary of [Paul's] fourteen Epistles may be expressed in just two words: open vessel. God wants an open vessel. In Romans 9:23 Paul tells us that God created us as vessels of mercy unto glory. Then in 2 Corinthians 4:7 he says that "we have this treasure in earthen vessels." These two verses may be considered as a basic secret to our experience of Christ and the church...If you do not realize that you have to be an open vessel, Christ and the church...have no way...An open vessel is doing nothing but keeping itself open to the filling up. The processed God-the Triune God, the all-inclusive Spirit, the compound Spirit-is here waiting for an opening to get into you. How much He would enter into you depends upon how much opening you would give Him. (CWWL, 1980, vol. 1, "Perfecting Training," p. 241)

Today's Reading

What the Lord wants is that we love Him, that we keep ourselves open. Do not do anything. Let Him in. If you love the church but do not open yourself up absolutely, you will still love to do something for the Lord...This is the natural life with the fallen nature. The proper situation is that I do not need to do anything, yet I need to love the Lord to the uttermost, keeping myself wide open all the time to Him. This is what is fully revealed in the New Testament...If you take this as a key and read once again the Epistles written by Paul, you will see that this is the genuine substance in his Epistles.

When you enter into the experience of my fellowship, you will kneel down and worship the Lord. You would say, "Lord, now I know. I must love You. I must serve You to the uttermost. I must have an open heart with an open being to You. O Lord, by Your mercy and Your speaking, You do not want me to do anything. Lord, I am here." This would be wonderful. This is what the Lord wants today. The Lord's testimony is just here at this point. A vessel can only contain something, and the lampstand can only keep itself open for the refilling of the oil. When the opening is shut, there is no more refilling. That means there will be no continuation of the oil. The lampstand does not do anything. It just opens itself to receive the oil and to shine. It receives the filling oil, and then it expresses something; it shines. Actually, a lampstand is a real vessel containing oil.

Now you can understand the parable of the ten virgins in Matthew 25. That is just the vessel with an extra portion of oil. There the vessel contains the oil for shining and burning. This is a virgin. A virgin in the eyes of the Lord is not one who is so busy and so active in doing but one who keeps himself open to receive the oil. Then the oil may burn from within to shine out.

You love the Lord, and you keep yourself open to Him all the time. Yet you would not do anything, but He would do everything. Not only is this possible, but this is also required by the Lord. The Lord requires you to stop your doing. But He does not want you to be sleepy or indifferent; He wants you to be very alert. Love Him and keep yourself open to Him. Tell Him every day, "Lord, I love You. Lord, I am here open to You. Lord, have mercy upon me, and by Your grace I do not like to have any part of my being closed to You. I like to keep myself entirely and thoroughly open to You."

A genuine Christian life is one that loves the Lord and keeps itself open to the Lord and stops its doing. Then the Lord comes in and the Lord does everything and this vessel just contains the Lord and enjoys the Lord's filling up and enjoys the Lord's doing. This is the proper and genuine Christian life. (CWWL, 1980, vol. 1, "Perfecting Training," pp. 242-244, 246-247)

Further Reading: CWWL, 1980, vol. 1, "Perfecting Training," ch. 22

HEILIG WOORD VOOR OCHTENDHERLEVING
WEEK 6 - DAG 1
Ochtendvoeding

2 Tim. 2:20-21 Maar in een groot huis zijn niet alleen gouden en zilveren vaten, maar ook houten en aarden; en sommige zijn tot eer, en andere tot oneer. Indien dan iemand zich daarvan reinigt, zal hij een vat tot eer zijn, geheiligd, bruikbaar voor de meester, bereid tot elk goed werk.

Eervolle vaten zijn samengesteld uit zowel de goddelijke natuur (goud) als de verloste en wedergeboren menselijke natuur (zilver). Deze, zoals Timotheüs en andere oprechte gelovigen, vormen het zekere fundament dat de waarheid vasthoudt. Oneervolle vaten zijn samengesteld uit de gevallen menselijke natuur (hout en aarde).

Onszelf reinigen is afstand doen van ongerechtigheid [vgl. 2 Tim. 2:19, 21], als een uiterlijk bewijs van de innerlijke goddelijke natuur. Het woord deze in vers | 21 verwijst naar de vaten tot oneer, inclusief die genoemd in vers 16 tot en met 18. We moeten onszelf niet alleen reinigen van iets onrechtvaardigs, maar ook van de oneervolle vaten. Dit betekent dat we er vandaan moeten blijven. Daarom moeten we onszelf reinigen van de onrechtvaardige dingen en van de oneervolle vaten van hout en aarde. Als we onszelf reinigen van deze negatieve dingen en negatieve personen, zullen we vaten tot eer zijn, geheiligd, nuttig voor de meester en voorbereid voor elk goed werk. Tot eer is een kwestie van natuur, geheiligd is een kwestie van positie, nuttig is een kwestie van oefening en voorbereid is een kwestie van training. (Levensstudie van 2 Timotheüs, 2e editie, p. 34)

Lezing van vandaag

Volgens mijn ervaring is er niets dat de Heer zozeer behaagt als dat we beseffen dat Hij niet wil dat we iets doen. Hij wil alleen dat we van Hem houden, dat we ons voor Hem openstellen en dat we Hem in ons laten leven... Vanaf het allereerste begin, toen God de mens schiep, had God niet de intentie om de mens te vragen iets voor Hem te doen. Gods intentie was om een ​​vat te creëren om Hem te bevatten en om Hem uit te drukken, dus God wil alleen een opening van het vat. Als het vat open is, kan God Zijn doel vervullen, maar als het vat gesloten is, wordt Gods doel gefrustreerd.

In onze gevallen natuur is er een substantie zo slecht dat het graag wil weten en graag wil doen... Religie helpt mensen om te weten, en religie helpt mensen om te doen. Zelfs vandaag de dag is het christendom zo'n actieve religie van weten en doen geworden. Seminaries onderwijzen mensen alleen om te weten en te doen... Dit is helemaal een soort onderwijs tegen Gods eeuwige doel. Het is geen wonder dat je onder duizenden christenen nauwelijks iemand kunt vinden die weet dat God niet wil dat we weten of doen; God wil alleen dat we van Hem houden en onszelf openhouden voor Hem. "Heer, ik hou van U. Ik besef ten volle dat ik slechts een leeg vat ben, maar U koestert dit aarden vat omdat dit aarden vat door U is geschapen volgens Uw eeuwige plan om Uw hartsverlangen te vervullen. Heer, ik hou gewoon van U. Ik houd ervan U te bevatten. Ik houd ervan om gevuld te worden met U. Ik houd ervan om verzadigd en doordrongen te worden met U. Wees mij genadig, zodat ik mezelf altijd voor U open kan houden."

We moeten allemaal bekennen dat we in ons gebed vaak niet voor Hem openstaan. Zelfs in ons gebed houden we onszelf nog steeds gesloten...We hebben allemaal dezelfde soort ervaring. Sinds de dag dat we gered werden, hebben we onszelf nooit op een absolute manier opengesteld. We hebben onszelf altijd met enige terughoudendheid opengesteld... Je denkt dat je openstaat voor de Heer. In werkelijkheid ben je niet helemaal open. Je bent open, maar slechts gedeeltelijk. Je bent oppervlakkig en op een oppervlakkige manier open. In de diepten van je wezen ben je niet open, dus de Heer kan niets doen.

God wil niet dat we iets doen; Hij wil alleen dat wij een levend vat zijn... God schiep een levend wezen. God schiep iets dat Hem zo dwarszit. Hij schiep een levende kruik vol emoties, met een sterke wil en met een verstand. Na de val werd deze levende kruik een probleem voor God... Ofwel zijn de christenen onverschillig, ofwel zijn ze te heet in het weten en in het doen. Aan beide kanten kon de Heer het vat niet krijgen. (CWWL, 1980, vol. 1, "Perfecting Training," pp. 239-241)

Verder lezen: Levensstudie van 2 Timotheüs, msg. 4

HOLY WORD FOR MORNING REVIVAL
WEEK 6- DAY 1
Morning Nourishment

2 Tim. 2:20-21 But in a great house there are not only gold and silver vessels but also wooden and earthen; and some are unto honor, and some unto dishonor. If therefore anyone cleanses himself from these, he will be a vessel unto honor, sanctified, useful to the master, prepared unto every good work.

Honorable vessels are constituted of both the divine nature (gold) and the redeemed and regenerated human nature (silver). These, like Timothy and other genuine believers, constitute the sure foundation that holds the truth. Dishonorable vessels are constituted of the fallen human nature (wood and earth).

To cleanse ourselves is to depart from unrighteousness [cf. 2 Tim. 2:19, 21], as an outward evidence of the inward divine nature. The word these in verse | 21 refers to the vessels unto dishonor, including those mentioned in verses 16through 18. We should cleanse ourselves not only from anything unrighteous but also from the dishonorable vessels. This means that we must stay away from them. Hence, we must cleanse ourselves from the unrighteous things and from the dishonorable vessels of wood and earth. If we cleanse ourselves from these negative things and negative persons, we will be vessels unto honor, sanctified, useful to the master, and prepared unto every good work. Unto honor is a matter of nature, sanctified is a matter of position, useful is a matter of practice, and prepared is a matter of training. (Life-study of 2 Timothy, 2nd ed., p. 34)

Today's Reading

According to my experience, nothing pleases the Lord so much as for us to realize that He does not want us to do anything. He only wants us to love Him, to open ourselves up to Him, and to let Him live from within us...From the very beginning when God created man, God had no intention to ask man to do anything for Him. God's intention was to create a vessel to contain Him and to express Him, so God only wants an opening of the vessel. If the vessel is open, God can fulfill His purpose, but if the vessel is closed, God's purpose is frustrated.

In our fallen nature there is a substance so evil that likes to know and likes to do...Religion helps people to know, and religion helps people to do. Even today Christianity has become such an active religion of knowing and doing. Seminaries just educate people to know and to do...This is altogether a kind of education against God's eternal purpose. It is no wonder that among thousands of Christians you can hardly find one who knows that God does not want us either to know or to do; God wants us only to love Him and to keep ourselves open to Him. "Lord, I love You. I fully realize that I am just an empty vessel, yet You treasure this earthen vessel because this earthen vessel was created by You according to Your eternal plan to fulfill Your heart's desire. Lord, I just love You. I like to contain You. I like to be filled up with You. I like to be saturated and permeated with You. Have mercy upon me that I may keep myself open to You all the time."

We all have to confess that many times in our prayer we are not open to Him. Even in our prayer we still keep ourselves closed...We all have the same kind of experience. Since the day we were saved, we never opened ourselves in an absolute way. We always opened ourselves with some amount of reservation... You think that you are open to the Lord. Actually, you are not entirely open. You are open but only partially. You are open superficially and in a shallow way. In the depths of your being you are not open, so the Lord cannot do anything.

God does not want us to do anything; He wants us only to be a living vessel... God created a living thing. God created something so bothering to Him. He created a living jar full of emotions, with a strong will, and with a mind. After the fall this living jar became a problem to God... Either the Christians are indifferent, or they are too hot in knowing and in doing. On either side the Lord could not get the vessel. (CWWL, 1980, vol. 1, "Perfecting Training," pp. 239-241)

Further Reading: Life-study of 2 Timothy, msg. 4